Knelpunten bij de implementatie van ESG-wetgeving

10 september 2020 Banken.nl 6 min. leestijd

Er bestaat een hoop onduidelijkheid over de kwalificatie van activiteiten, beleggingen en financiële producten onder Environmental, Social & Governance (ESG)-regelgeving. Dit komt mede doordat er verschillende termen en criteria worden gebruikt die niet altijd goed op elkaar aansluiten. Een ander knelpunt bij de implementatie van ESG-gerelateerde regelgeving is het gebrek aan goede en betrouwbare ESG-data, ook wel het ‘datagat’ genoemd. In dit artikel legt Nina Peters, consultant bij adviesbureau Charco & Dique, uit hoe financiële instellingen dit gat kunnen opvullen.

Het belang van data

Het kwalificeren van producten en diensten is uiteraard een stuk makkelijker wanneer men over de benodigde informatie beschikt. Om duurzaamheidskwalificaties onder de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) en Taxonomieverordening (TV) te kunnen maken, moet men achterhalen: 1) wat voor bijdrage een product, dienst of activiteit levert op het gebied van duurzaamheid; 2) hoe groot deze bijdrage is; en 3) of niet (mogelijk) ernstige afbreuk wordt gedaan aan één of meerdere andere duurzaamheidsfactoren (‘do no significant harm’).

Ter illustratie: om na te gaan of een investering in de productie van ijzer en staal kwalificeert als een investering in een ‘ecologisch duurzame’ economische activiteit (volgens de TV), moet onder andere worden nagegaan hoeveel CO2 er wordt uitgestoten per ton ijzer/staal, wat de effecten van de productie zijn op de biodiversiteit en luchtvervuiling, wat er wordt gedaan om de verspilling van materialen tegen te gaan, en hoe er wordt omgegaan met verschillende sociale factoren (zoals arbeidsomstandigheden).

Het datagat

Zulke data is nog (lang) niet altijd beschikbaar. Ondernemingen waarin geïnvesteerd wordt maken niet altijd voldoende niet-financiële informatie openbaar. In een onderzoek van de Europese Commissie gaf maar liefst 71% van de respondenten (onder meer ondernemingen, brancheorganisaties en NGO’s) aan dat de niet-financiële informatie die ondernemingen openbaar maken niet goed vergelijkbaar is. Daarnaast vindt 60% de informatie niet betrouwbaar genoeg, en 57% de informatie onvoldoende relevant.

Ook de Europese toezichthouders (de ESA’s) zien in dat de beschikbaarheid van data momenteel nog onvoldoende is. Zij geven aan: “The ESA’s are aware that data constraint is one of the biggest challenges when it comes to sustainability-related information to end-investors”.

Daarnaast hebben verschillende brancheorganisaties (waaronder EFAMA, de European Banking Federation en Insurance Europe) recent een gezamenlijke brief gepubliceerd over het datagat. In deze brief vragen de brancheorganisaties de Europese Commissie om een ‘centralized register for ESG data’ op te zetten in de EU. Volgens de brancheorganisaties is de beschikbaarheid van betrouwbare en vergelijkbare ESG-data cruciaal om financiële ondernemingen in staat te stellen om aan alle toekomstige ESG-regels te voldoen.
Environmental, Social, Governance

Het datagat bij trackers en fondsen

Bij indirecte investeringen geldt nog een complicerende factor: men kan producten en diensten pas kwalificeren als de eerste schakel in de beleggingsketen de achterliggende investeringen heeft gekwalificeerd, en de informatie over deze kwalificatie beschikbaar heeft gesteld.

Een voorbeeld: Wanneer iemand een individuele portefeuille van een cliënt beheert, en een deel hiervan in ETF’s belegt, kan hij of zij er pas een TV-stempel op drukken als de relevante ETF-beheerders hem of haar van de nodige ESG-informatie over de fondsen hebben voorzien. Het is immer niet duidelijk in hoeverre de portefeuille in ‘ecologisch duurzame’ activiteiten is belegd, zolang men niet weet in hoeverre de ETF’s in ‘ecologisch duurzame’ activiteiten zijn belegd. Er is dus sprake van afhankelijkheid ten aanzien van de informatievoorziening door de fondsbeheerder, die op zijn beurt afhankelijk is van de informatievoorziening door de achterliggende onderneming(en).

De herziening van de Richtlijn inzake niet-financiële rapportage

Op dit moment wordt er gewerkt aan een herziening van de Richtlijn inzake Niet-Financiële Rapportage (NFRD) Wat deze herziening precies gaat inhouden is op dit moment nog niet duidelijk. De AFM en ESMA hebben al wel gepleit voor twee mogelijke aanpassingen: 1) een uitbreiding van het toepassingsbereik van de NFRD. Op dit moment hoeven alleen grote organisaties van openbaar belang – zoals grote beursgenoteerde ondernemingen, banken, verzekeraars en sommige pensioenfondsen – een niet-financiële verklaring te publiceren, maar deze groep zou kunnen worden uitgebreid; en 2) meer standaardisering in de informatieverstrekking op het gebied van duurzaamheid.

Het herzieningsvoorstel zal echter niet vóór eind 2020 gefinaliseerd zijn, en treedt dan ook waarschijnlijk pas in 2022 in werking. Dat is later dan de bepalingen van de SFDR en eveneens later dan (delen van) de TV. Deze volgorde van inwerkingtreding is naar onze mening niet logisch. Beleggingsondernemingen en beheerders hebben heldere en vergelijkbare ESG-informatie over ondernemingen waarin zij beleggen nodig om deze beleggingen te kwalificeren. Zolang ondernemingen deze informatie nog niet (hoeven te) publiceren, is het voor beleggingsondernemingen en beheerders wel erg lastig om investeringen conform de SFDR en TV een ESG-kwalificatie toe te kennen.

Met andere woorden: zou de Europese wetgever niet eerst van ondernemingen moeten vragen om informatie te geven over duurzaamheidsfactoren, voordat zij van beleggingsondernemingen en beheerders vraagt om deze informatie te kwalificeren en mee te nemen in de dienstverlening aan beleggers? Los daarvan investeren financiële partijen mogelijk (ook) in projecten en ondernemingen die niet onder de NFRD vallen. Bijvoorbeeld omdat zij niet beursgenoteerd zijn, niet meer dan 500 werknemers hebben of niet in Europa gevestigd zijn. Het is maar de vraag of men ten aanzien van deze projecten en ondernemingen de nodige informatie kan verkrijgen om een duurzaamheidsbeoordeling te kunnen maken (en met welke kosten dit gepaard gaat).

Hoe kan een datagat worden opgevuld?

Wat te doen als de ESG-data die benodigd is niet meer beschikbaar blijkt? Allereerst is het van belang vast te stellen waar het datagat precies zit en wat de omvang van het gat is. De AFM heeft in een sectorbrief aan beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen aangegeven dat data die niet via een dataleverancier beschikbaar is, soms wel verkrijgbaar is bij een andere dataleverancier. Het loont volgens de AFM dus de moeite om bij meerdere partijen navraag te doen. Dit standpunt van de AFM wekt wel een vervolgvraag op: hoelang moet een financiële onderneming blijven doorzoeken en doorvragen?

Een tweede optie: kijk of de missende informatie te destilleren is uit informatie die wel al beschikbaar is. Soms geeft een onderneming niet expliciet aan dat aan een specifiek criterium wordt voldaan, maar kan uit het feit dat de onderneming een bepaalde vergunning of een bepaald keurmerk heeft verkregen opgemaakt worden dat dit het geval is. Voor maar liefst 70% van de ‘do no significant harm’-criteria uit de TV geldt dat compliance kan worden vastgesteld zodra is vastgesteld dat de betreffende onderneming voldoet aan de geldende Europese milieuwetgeving.

In ieder geval hoopt Charco & Dique dat de beschikbaarheid en kwaliteit van ESG-gerelateerde data snel toeneemt. Wanneer financiële ondernemingen allemaal op eigen houtje nader onderzoek moeten verrichten, lopen de kosten op en neemt het risico op foutieve kwalificaties toe.

Een artikel van Nina Peters, consultant bij adviesbureau Charco & Dique.