De Keyzer (BNP Paribas): Wie moet krediet verlenen?

22 juli 2014 Banken.nl 4 min. leestijd
Meer nieuws over

Waaraan denkt u wanneer u het woord “krediet” hoort? Denkt u eerder aan “bank” of aan “financiële markt”? Bent u een Europeaan, dan is de kans groot dat u kiest voor de eerste optie. Een Amerikaan zal eerder denken aan de tweede mogelijkheid. Wie in Europa het woord “krediet” zegt, denkt vandaag “bank” en niet “financiële markt”. Dat moet dringend veranderen. Een artikel van Peter de Keyzer, Chief Economist bij BNP Paribas Fortis.

In Europa wordt immers zowat driekwart van de economie gefinancierd via banken. Het overige kwart gebeurt via de financiële markten. In de Verenigde Staten is de verhouding net omgekeerd: daar zijn financiële markten verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de kredietverlening in de economie. Beide modellen zijn waardevol en hebben hun eigen verdiensten. Toch verklaart het verschil in belangrijke mate waarom de Europese economie het vandaag nog altijd moeilijk heeft en de Amerikaanse al een tijdlang aan de beterhand is.

Bankfinanciering betekent dat een burger, bedrijf of overheid een krediet krijgt van een bank en de bank daarvoor deposito’s gebruikt die ze van haar klanten kreeg toevertrouwd. Dat heeft een belangrijke consequentie. Omdat het krediet gedurende de hele looptijd op de bankbalans blijft staan, zal al wat er met het bedrijf of de consument gebeurt, de rendabiliteit van de banken en haar bereidheid tot kredietverlening beïnvloeden. Een crisis in de vastgoedsector kan zo bijvoorbeeld leiden tot een verzwakkende kredietverlening in heel wat andere sectoren van de economie.

BNP Paribas Fortis - Krediet

De financiering via financiële markten verloopt helemaal anders. De financiële markt is een ontmoetingsplaats tussen twee soorten partijen: mensen met veel plannen en weinig geld enerzijds en mensen met weinig plannen en veel geld anderzijds. Een pensioenfonds ontmoet er bijvoorbeeld een overheid met een budgettair tekort. Het pensioenfonds zoekt een belegging met een aantrekkelijk rendement terwijl de overheid op zoek is naar een geldschieter.

Of een verzekeraar ontmoet er een groeibedrijf. Het groeibedrijf is op zoek naar middelen om haar verdere expansie te financieren terwijl de verzekeraar een investering met een interessant rendement wil. Het staat de verzekeraar bovendien ook vrij om na verloop van tijd de aandelen van het groeibedrijf te verkopen aan een andere partij – ook op de financiële markt. “De financiële markt” gedraagt zich dan ook niet zoals een bank met één balans en één risicobeheer. “De financiële markt” is de ontmoetingsplaats van alle mogelijke geldschieters met alle mogelijke financieel behoeftigen.

Het verschil tussen beide modellen is vandaag uitermate actueel en relevant. De huidige zwakke economische groei in Europa – zeker in vergelijking met de sterke groei in de Verenigde Staten – wordt in belangrijke mate verklaard door onze grote afhankelijkheid van bancaire kredietverlening. Diezelfde bancaire kredietverlening is vandaag dan ook bijzonder zwak: in april van dit jaar stonden er in de eurozone zowat 2% minder kredieten aan consumenten en bedrijven uit dan een jaar eerder. Of met andere woorden: netto worden er kredieten terugbetaald in plaats van toegekend.

Hoewel de cyclisch lagere vraag naar kredieten een rol speelt, situeert zich een belangrijk probleem bij het kredietaanbod. De combinatie van de eurocrisis, schuldencrisis, gespatte vastgoedzeepbellen in combinatie met strengere kapitaaleisen voor de financiële sector, weegt op de bereidheid van banken om kredieten te verlenen. Hoe terecht ook de vraag naar een strenger gereguleerde en beter gekapitaliseerde banksector, het opdrijven van de kapitaalbuffer en het afbouwen van balansen in het midden van een existentiële eurocrisis maakt een sterke groei van de bancaire kredietverlening gewoon onmogelijk

De Europese economie staat dan ook voor een dubbele uitdaging. In de eerste plaats ervoor zorgen dat banken zich beter in hun vel voelen waardoor ze opnieuw meer krediet gaan verlenen. Uiteraard zonder daarvoor af te dingen op de verstrengde kapitaaleisen. De zogenaamde Asset Quality Review die vandaag door de ECB wordt uitgevoerd, zou al een heel eind moeten helpen.

In de tweede plaats zou ook de niet-bancaire kredietverlening – via de financiële markten dus – meer op gang moeten komen in Europa.   We zouden dus met andere woorden meer moeten evolueren richting een Angelsaksisch model van kredietverlening waarbij grote geldschieters – los van de banksector – projecten financieren. Onze heel grote afhankelijkheid van bancaire financiering maakt ons kwetsbaar in het geval van een bancaire crisis.

Wie in Europa het woord “krediet” zegt, denkt vandaag “bank” en niet “financiële markt”. Dat moet dringend veranderen.