Grote banken hebben veel profijt van hun positie dat ze ‘te groot zijn om te laten vallen’ door de overheid. Door impliciete overheidssteun zijn deze banken gemiddeld 0,67 procentpunt minder kwijt aan leningen dan kleinere banken. Omgerekend leverde dat in vier jaar gemiddeld per bank een voordeel op van €1,6 miljard. Dat staat in een onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB).
Grootbanken hebben materieel financieringsvoordeel
De onderzoekers van het CPB kwamen in het onderzoek tot de conclusie dat de allergrootste banken ter wereld, die essentieel zijn voor het internationale systeem, een financieringsvoordeel van 1,21 procentpunt hebben. In de periode van onderzoek, tussen 2008 en 2010, leverde dat voor hen een gemiddeld voordeel van €10,2 miljard op.
Verschil in faillissementsrisico nihil
De onderzoekers onderzochten ook het faillissementsrisico van grote banken vergeleken met kleinere banken, onder dezelfde marktomstandigheden en met dezelfde bankkarakteristieken. Uit het onderzoek bleek dat in de periode vlak na de val van Lehman Brothers de verschillen tussen de grote banken en kleine banken vrijwel nihil waren. Echter daarna namen de financieringsvoordelen flink toe, toen de regeringen beschermingsconstructies ontwikkelden na de kredietcrisis. Het voordeel uit impliciete overheidssteun blijkt sinds 2009 vrijwel stabiel te blijven.
Maatregelen om voordelen ongedaan te maken niet effectief
Het CPB stelt ook vast dat beleidsmakers de afgelopen jaren verschillende maatregelen hebben genomen om het voordeel van ‘too big to fail’ ongedaan te maken. De internationale kapitaaleisen zijn verhoogd en wordt in de Europese Unie een systeem ontwikkeld waarbij banken eerst bij hun aandeelhouders moeten aankloppen, voor ze bij de belastingbetaler terecht kunnen. Het CPB concludeert uit het onderzoek, dat ondanks de genomen maatregelen, de financieringsvoordelen voor de ‘too big to fail’ banken nog steeds bestaan.