Heel Europa spreekt over de invoering van een publieke digitale euro. Hoe groot is de kans dat deze euro er komt? En welke doelen moet die dienen? Banken kijken met belangstelling naar de ontwikkelingen, en wijzen op de absolute noodzaak van een brede dialoog, ook in de politiek. Dat onderschrijven ook de rapporteurs van de Tweede Kamer over dit onderwerp, Aukje de Vries (VVD) en Mahir Alkaya (SP) in hun Eindrapport digitaal centralebankgeld. Een goed moment om met hen in gesprek te gaan.
In jullie rapport doen jullie de aanbeveling om het politieke debat over de digitale euro te blijven voeren. Waarom is dit politieke debat volgens jullie zo belangrijk?
De Vries: “De gevolgen van een digitale euro en de keuzes die je daarin maakt kunnen groot zijn, en er zitten ook risico’s aan. Uit het rapport van De Nederlandsche Bank blijkt dat de invoering een brede en forse invloed heeft op het monetaire en financiële stelsel en daarmee op de publieke taken en verantwoordelijkheden van centrale banken en overheden. Zo heeft het implicaties voor het monetaire beleid, het betalingsverkeer, de financiële stabiliteit en het toezicht op de financiële sector. Dat op zich rechtvaardigt sowieso al politiek debat. Maar het begint met het bepalen van het doel van de digitale euro. Welk probleem wil je oplossen? Er zijn verschillende doelen die je kan hebben, zoals in ons rapport ook wordt aangegeven. Dat moet zeker deel uitmaken van het politieke debat.”
Alkaya: “Over die verschillende doelen: waar sommige mensen de introductie van een digitale overheidsmunt vooral belangrijk vinden vanwege de geopolitieke ontwikkelingen, zoals de Chinese overheid en Amerikaanse Tech-giganten die anders in het gat kunnen springen, vinden andere mensen het vooral belangrijk om meer diversiteit in de bankensector te krijgen. Wat je drijfveer is en welke doelen worden nagestreefd, hebben invloed op de ontwerpkeuzes die ongetwijfeld voorliggen. Zonder een brede politieke discussie kunnen Nederlandse vertegenwoordigers niet goed deelnemen aan het gesprek in Brussel en Frankfurt over de praktische uitwerkingen en experimenten met de digitale euro.”
Daarnaast stellen jullie in het rapport voor dat het nieuwe parlement jullie werk vervolgt. Welke opdracht wil je hen meegeven?
De Vries: “We moeten altijd streven naar innovatie en vernieuwing. Maar met experimenten in het financiële stelsel moet je wel voorzichtig zijn. We moeten alert zijn dat de digitale euro geen doel op zich wordt, en duidelijk bepalen welk doel de digitale euro zou moeten hebben. We zullen in de volgende kabinetsperiode het politieke debat moeten blijven aanjagen. De Kamerleden moeten allereerst de ontwikkelingen en experimenten op de voet volgen. En zorgen dat er voldoende aandacht is voor de risico’s en aandachtspunten die ook in ons rapport worden benoemd.
Alkaya: “Mijn opdracht zou zijn: voer eerst een breed politiek debat over de doelstelling van een digitale euro, welk probleem het moet oplossen en welke ontwerpkeuzes daarbij passen. Ons rapport biedt hopelijk een eerste basis voor dat debat. Daarnaast zou ik het onverstandig vinden om de ontwikkelingen in Brussel en Frankfurt niet op de voet te blijven volgen. Dan zouden wij als land namelijk het risico lopen om op een gegeven moment geconfronteerd te worden met een ontwikkeling met grote gevolgen voor onze samenleving en economie, zonder dat wij volwaardig invloed hebben kunnen uitoefenen daarop.”
In het rapport schrijven jullie dat de Europese lidstaten samen met de Europese Commissie een verkenning uitvoert op de verschillende wijze waarop een digitale euro vorm gegeven kan worden. Hoe moet deze digitale euro er volgens jullie uitzien?
De Vries: “Voordat je de vorm bepaalt, zal je eerst moeten bepalen wat het doel van de digitale euro is. Daaruit zullen dan ook de vorm en de keuzes die daarmee samenhangen moeten voortvloeien.”
Alkaya: “Hoe die digitale euro eruit moet zien? Dat moet nou precies een uitkomst zijn van het politieke debat. Hier denken wij als SP’er en VVD’er waarschijnlijk niet hetzelfde over. Wij delen wel de mening dat hierover gedebatteerd moet worden door democratisch gekozen politici.”
Nog deze zomer besluit de Europese Centrale Bank of men overgaat naar een fase met uitgebreide experimenten. Aan welke randvoorwaarden moeten deze experimenten voldoen? En zouden we die in Nederland moeten uitvoeren?
De Vries: “De experimenten moeten vooral ook aandacht hebben voor de verschillende doelen, de kansen en de risico’s. Daar zijn experimenten juist bij uitstek geschikt voor. Er zijn daarnaast nog heel veel openliggende vraagstukken, bijvoorbeeld over de gevolgen voor het monetair beleid en financiële stabiliteit. Ook daar zullen de experimenten zeker antwoord op moeten gaan bieden.”
Alkaya: “Het is dus moeilijk experimenteren als er verschillend wordt gedacht over het probleem dat opgelost moet worden. Want wanneer zijn die experimenten dan precies geslaagd? Dit kun je alleen beoordelen als het doel en het probleem vooraf zijn vastgesteld.”
In de verdere gedachte- en besluitvorming over een digitale euro dient men volgens jullie alert te zijn op de concurrentiepositie van de bankensector. Welke rol zien jullie voor commerciële banken bij de vervolgstappen naar een digitale euro?
De Vries: “Commerciële banken moeten meedoen aan het debat over de digitale euro. Ze kunnen niet aan de zijlijn staan. Het is belangrijk dat er input is van de kant van de financiële sector. Zodat er een compleet beeld is van de gevolgen als we een digitale euro invoeren, maar ook als we dat niet doen. En het is volgens mij ook goed dat de financiële sector betrokken wordt bij de experimenten. Want banken moeten de komende tijd en in de toekomst een belangrijke rol kunnen blijven vervullen én pakken als het gaat om kredietverlening, allereerst bij het door deze crisis heen trekken van het mkb, maar ook daarna.”
Alkaya: “Hierover denken de VVD en SP hoogstwaarschijnlijk ook niet hetzelfde. Maar ik ben ervan overtuigd dat commerciële banken in de toekomst een minder grote rol zullen vervullen in het alledaagse en het internationale betalingsverkeer. Deze publieke taak had de generatie politici voor mij vrijwel geheel overgelaten aan banken, maar in de digitale wereld komen er snel mogelijke concurrenten op. Dit zijn zowel tech-giganten als Facebook, als overheden zoals de Chinese, en zelfs decentrale munten zoals de bitcoin. De afgelopen jaren kreeg de politiek enigszins controle over commerciële banken, dankzij oneindig veel wetten en regels. Je kunt nu bijna spreken van een semi-publieke sector als je het mij vraagt. Maar over al die opkomende digitale spelers heeft de politiek nauwelijks tot geen controle. Om de publieke controle namens de samenleving over deze vitale dienst (betalingsverkeer) te behouden, is daarom een publieke munt voor de hand liggend. Niets doen is eigenlijk geen optie. Dat gevoel van urgentie is wat ik ongeveer sinds mijn aantreden als Kamerlid probeer over te brengen.”
De wereldwijde ontwikkelingen van digitale munten zijn niet te stoppen. Facebook blijft werken aan een eigen introductie van een digitale munt en econoom Dirk Bezemer benoemde onlangs in de Groene Amsterdammer dat zelfs Albert Heijn met haar digitale zegelactie een vorm van digitale munt heeft ingevoerd. Is een digitale euro van de centrale banken een beter alternatief op de bestaande digitale munten die nu in omloop en in wording zijn?
De Vries: “Voor beide ontwikkelingen liggen nog veel vraagstukken, die een antwoord moeten krijgen, over de gevolgen, over de regulering, bijvoorbeeld. Dus dat is wat mij betreft waar de experimenten ook aan moeten bijdragen om meer duidelijkheid te geven. De ontwikkelingen gaan natuurlijk door. In de commerciële sector, maar ook in andere landen, zoals China. Er zijn ook geopolitieke afwegingen. Je zit dus niet alleen aan de knoppen. Je zal naar het totale pakket moeten kijken.”
Alkaya: “Ja, een publieke munt is een beter alternatief, omdat de kans op faillissement en verlies van je geld veel kleiner is bij de overheid. Die garantie is onmisbaar voor het vertrouwen in een betalingssysteem. Bij bestaande digitale munten gaat het momenteel óf om relatief kleine bedragen (AH), óf er wordt heel bewust een beleggingsrisico genomen (cryptomunten). Daardoor is de roep om een garantie er (nog) niet. Bij banktegoeden wordt deze garantie wél gerealiseerd door het Depositogarantiestelsel (DGS). De wens voor een dergelijke garantie zal ongetwijfeld toenemen bij elke private oplossing waar miljoenen Nederlanders miljarden van hun spaargeld op zullen (moeten) zetten. Ik vind een overheidsoplossing voor deze publieke basisdienst logischer dan een verplichte publieke verzekering van een private oplossing - wat het DGS in feite is. Als je dit zo regelt, kun je de markt de markt laten, en de publieke munt via de overheid regelen.”
Dit interview is eerder geplaatst op Bank | Wereld, van de Nederlandse Vereniging van Banken.