Veel pensioenfondsen hebben te lage dekkingsgraad

01 juli 2015 Banken.nl 2 min. leestijd

Ongeveer twee derde van de pensioenfondsen moet herstelplannen inleveren bij De Nederlandsche Bank (DNB), meldt De Volkskrant gisteren. De fondsen worden getroffen door de lage rentes en daardoor komt hun dekkingsgraad onder de minimumgrens die DNB verplicht stelt. Onder de gedupeerden bevinden zich ook vier van de vijf grootste fondsen van Nederland.  

Pensioenfondsen rapporteren maandelijks of per kwartaal hoe zij er financieel voorstaan. Dit doen zij door middel van een dekkingsgraad – de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de verplichtingen die het fonds in de toekomst heeft voor de opgebouwde pensioenen. Om de financiële stabiliteit en gezondheid van de pensioenfondsen te verzekeren heeft De Nederlandsche Bank een minimumgrens gesteld aan de dekkingsgraad.

Twee derde in de problemen
De Volkskrant meldt gisteren uit betrouwbare bronnen dat zo’n 160 van de ongeveer 250 Nederlandse pensioenfondsen er financieel slecht voor staan. Dat is bijna twee derde van alle pensioenfondsen, waaronder ook 4 van de 5 grootste spelers in het Nederlandse pensioenlandschap. Ambtenarenfonds ABP, PFZW (zorg), PME en PMT (metaal) hadden op 1 januari allemaal een dekkingsgraad die onder de minimumgrens lag. Zij bevestigen op hun sites dat zij 1 juli een herstelplan bij de centrale bank moeten inleveren – zij hebben 10 jaar de tijd om weer geheel financieel gezond te worden. BPF Bouw, het pensioenfonds voor de bouwnijverheid, heeft zijn financiële zaken wel goed op orde.

Lage rente
Belangrijkste oorzaak van de financieel penibele situatie van de pensioenfondsen zijn de gedaalde rentes. Ondanks flinke stijgingen in waarde van de aandelenpakketten van de fondsen zorgt de keldering van de rente ervoor dat pensioenfondsen veel meer vermogen zelf moeten opbouwen. Als zij dat niet doen kunnen zij namelijk niet langer waardevaste pensioenen blijven aanbieden aan de deelnemers in het fonds. In het kader van de herstelplannen moeten fondsen maatregelen doorvoeren zoals een verhoging van de premie, verlaging van het opbouwpercentage of indexatiepauzes – het verhogen van de pensioenen als daar ruimte voor is wordt stilgelegd voor een bepaalde tijd.

De uiterste maatregel is het verlagen van de uitkeringen, iets waar ABP, PME en PMT zich toe gedwongen zagen in de afgelopen vijf jaar. Na de kredietcrisis moesten zij in 2009 namelijk ook een herstelplan inleveren bij DNB – toen nog met een looptijd van 5 jaar. In de huidige situatie is er maar een enkel pensioenfonds dat misschien moet overgaan tot deze pijnlijke maatregel. Voordeel van de verlengde periode van 10 jaar is wel dat de kortingen op de uitkeringen nu over 10 jaar kan worden verspreid, in plaats van over 5 of zoals vroeger 1 jaar.