Banken in ons land hebben ongeveer €336 miljard aan spaargeld van Nederlandse burgers op hun rekeningen staan. 85% van alle spaartegoeden staat op vrij opneembare spaarrekeningen, zoals internetspaarrekeningen, terwijl de overige 15% op deposito’s met een vaste looptijd staat.
Uit cijfers van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat spaartegoeden van Nederlandse huishoudens in 2015 met ongeveer €4,5 miljard zijn toegenomen naar €336 miljard. Halverwege het jaar stond de teller op €345 miljard – een record aldus de centrale bank. Ter vergelijking, in 2009 werd €289 miljard aan spaargeld aangehouden door Nederlanders. Slechts €386 miljoen van de groei in 2015 te danken is aan de netto-inleg van spaarders. De rest van de toename zit in de rente die mensen over hun spaargeld ontvangen.
Wie wil er vermogensbelasting betalen?
Opmerkelijk is dat in de tweede helft van 2015 bijna €10 miljard aan spaargeld is opgenomen, met als absolute uitschieter december (~€4,5 miljard euro). Dit heeft deels te maken met de feestdagen (Sinterklaas en Kerst), maar met name met de zogeheten ‘search for yield’ door huishoudens. Zij zoeken – met in het achterhoofd de peildatum voor de vermogensheffing* – naar rendabelere alternatieven voor hun spaargeld, zoals additionele aflossingen op hypothecaire leningen.
Als het gaat om deposito's van Nederlandse huishoudens, dan mag Rabobank zich de grootste bank noemen met een marktaandeel van 36%. Samen hebben de grote 4 – Rabobank, ABN Amro, ING en SNS Bank – 89% van alle spaargelden in handen. In de hypotheekmarkt is er sprake van meer concurrentie: voor het eerst in de geschiedenis dook afgelopen jaar het marktaandeel van de grote 3 tot onder de 50%. Sterk presterende “nieuwkomers” op de markt zijn onder meer MUNT Hypotheken, Achmea, Argenta en ASR.
* Spaarders moeten vermogensbelasting betalen als ze eind 2015 meer dan €21.130 aan vermogen hadden.