De renteswap als financiële strop
Nadat woningcorporatie Vestia in 2012 was bezweken onder zijn derivatenportefeuille is er een brede discussie op gang gekomen met betrekking tot de derivaten dienstverlening. In het bijzonder over de renteswap. Niet toevallig dat in februari j.l. de Autoriteit Financiële Markten ( AFM) een rapport uitbracht met aanbevelingen voor een ‘passende derivatendienstverlening aan het niet-professionele MKB’. De toezichthouder stelt dat de risico’s van de derivatenportefeuilles beter in kaart moeten worden gebracht om problemen te voorkomen. Laten we eens inzoomen op de problematiek.
1. Wat is een renteswap?
Een renteswap is een rentederivaat waarbij de klant zijn variabele (Euribor-) rente op zijn lening “ruilt” tegen een vaste rente met de bank. De bank “betaalt” Euribor-rente aan de klant, die op zijn beurt de vaste rente aan de bank betaalt. Zo beschermt de onderneming zich tegen een stijging van de Euribor. Want als die stijgt tot boven het niveau van de afgesproken vaste rente (“swaprente”) komt dat voor rekening en risico van de bank. De swap is voor de klant dus alleen gunstig zolang Euribor hoger ligt dan de vaste swaprente. Als Euribor lager is dan de swaprente, betaalt de leningnemer immers meer dan hij zou hebben betaald zonder swap.
Door de monetaire verruiming door de Centrale Banken is de variabele rente gedaald tot ver onder het niveau van de vaste swaprente van swaps die voor 2009 zijn verkocht. Die hebben een “negatieve waarde” voor de klant. Bij vervroegde aflossing van de lening komt de klant niet zonder (hoge) afkoopkosten af van het product. De bank rekent namelijk het verschil tussen Euribor en vaste rente voor de resterende duur van de renteswap door aan de klant. De renteopslagen (risico-opslag en liquiditeitsopslag) blijven variabel en kunnen door de bank steeds gewijzigd worden.
Voordeel voor de klant is dat per saldo nog steeds sprake is van een vaste rente en dat deze veelal iets lager ligt dan een vergelijkbare lening met vaste rente.
Voordeel voor de bank is dat ze op die manier een voor haar optimale financiering bereikt die per saldo meer oplevert. Bovendien wordt de balans van de bank positief beïnvloed, door een variabel rentende vordering in plaats van een vastrentende vordering. Uit risico oogpunt een verbetering.
2. Een korte historie ter verduidelijking.
In deze periode waarin banken worden aangemerkt als schuldigen van de financiële crisis, wordt ook wat betreft de rente-derivaten beschuldigend naar banken gewezen.
In de periode 2000 tot 2003 ontstond er steeds meer vraag naar leningen op basis van een Euribor rente. Dit rentetarief was dalende en tot 2006 heeft er geen stijging in gezeten. De groeiende vraag naar het variabele leningdeel bij ondernemers gaf een toenemend renterisico.
In de jaren 2006 tot 2009 werden er steeds meer contracten afgesloten. De rente was sterk aan het stijgen en zowel ondernemers als banken zagen het variabele tarief sterk oplopen. Op een gegeven moment steeg de Euribor-rente boven de 10 jaars vaste rente en werd afdekking van het rente risico noodzakelijk. Met rentederivaten kon het renterisico worden beperkt.
Omdat swaps met lange looptijden zelfs goedkoper waren dan Euribor werden er, ongelukkig achteraf, veel swaps verkocht op het hoogtepunt in de markt. Daar waar de euforie maximaal is, is de risicohouding minimaal. Deze psychologie van de spelers op de financiële markt is achteraf ook in diverse andere scenario’s gebleken.
In ieder geval was er vraag uit de markt naar rentederivaten om het rente risico te hedgen en door de sterk stijgende variabele rente ontstond er een zichzelf versterkende vraag.
Helaas, mede ingegeven door performance afspraken sloeg ook aan de aanbodzijde de euforie van het succes van de rente derivaten door.
Het werd het standaard product voor de vaste rente. Hierdoor werden de risico’s niet meer werden benoemd en de dienstverlening werd execution-only terwijl er juist een jaarlijks terugkerend advies zou moeten zijn.
3. Waar ontstaan de risico’s en schades.
Voorop gesteld staat dat de swap een overeenkomst is tussen twee partijen om kasstromen uit te wisselen gedurende de looptijd. Vaste rente wordt betaald en variabele rente wordt ontvangen. Onlosmakelijk is er een leningsovereenkomst met aflossingsverplichtingen.
Als zodanig functioneert de combinatie als een vast rentende lening . Rekening houdend met de aflossingen tendeert de combinatie naar een nihil waarde op einddatum.
Echter de risico’s komen boven drijven wanneer er aan het betaalschema en debiteurenrisico tussentijds wijzigingen plaatsvinden en er op dat moment een marktwaarde moet worden bepaald. Eén risico is inmiddels duidelijk geworden de afgelopen jaren. De sterk dalende rente a.g.v. de monetaire verruiming door de Centrale banken.
In de redenatie van het uitwisselen van kasstromen tussen bank en klant daalt de ontvangende kasstroom voor de klant wanneer de variabele rente sterk daalt. Worden deze toekomstige lagere kasstromen contant gemaakt naar nu dan ontstaat een negatieve waarde.
Als de klant dan van de bijbehorende lening af wil, omdat hij bijvoorbeeld de lening wil aflossen betaalt hij een afkoopsom. Als zodanig is er geen verschil met vervroegde aflossing van een vastrentende lening. Ook daar kun je niet zonder verrekening met de actuele rente van je product af.
Een tweede risico zit in het liquiditeitsbeslag voor de onderneming. Een renteswap brengt een verplichting met zich mee en legt druk op de kredietruimte. Veelal niet direct, maar middels een obligolimiet stijgt het obligo op de relatie.
Een derde risico is de debiteuren(risico)-opslag welke door enkele banken tussentijds is verhoogd als gevolg van een verslechterende financiële positie van de klant, waardoor de rentekosten voor het MKB aanzienlijk oplopen. Dit is wel toe te rekenen aan de financiering van het werkkapitaal, maar niet aan de constructie van lening en renteswap. Immers een vastrentende lening zal ook niet tussentijds worden verhoogd omdat de financiële positie is verslechterd. Wel kan er een opzegging plaatsvinden wanneer de leningnemer niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Een vierde risico is er door overhedge. De lening overeenkomst en de renteswap zijn nauw met elkaar verbonden. Een meer dan evenredige hedge t.o.v. het aflossingsschema geeft een speculatieve positie. Overhedge kan ook ontstaan doordat vervroegd wordt afgelost en de swap niet wordt aangepast. Is er een hoger bedrag gehedged dan het lening-obligo dan kan de negatieve waarde bij tussentijdse beëindiging een fors verlies opleveren.
Vindt de aflossing plaats als gevolg van algehele aflossing, dan zou hetzelfde moeten gelden als algehele aflossing bij een vastrentende lening waarbij een retourprovisie moet worden betaald wanneer de dan geldende rente lager is dan de overeengekomen rente. Bij de swap zal de negatieve waarde moeten worden afgerekend. Net als bij de vastrentende lening zou het redelijk zijn dat bij bedrijfsbeëindiging algehele aflossing van de renteswap zonder verplichtingen aan de bank kan.
4. Waarderingsgrondslag.
Verwijzend naar Vestia vroeg de buitenwereld zich af waarom niemand de ramp had zien aankomen. Vestia beschikte over derivaten die weinig tot niets met de leningportefeuille te maken hadden(overhedge). Pas toen de obligo verplichting boven draagkracht uitging, werden risico’s zichtbaar.
Weliswaar was Vestia verplicht iets te zeggen over de derivaten en bijbehorende obligo-verplichting in de jaarrekening, maar de ijsberg van risico’s onder de waterspiegel bleven buiten beeld. De derivaten werden namelijk tegen boekwaarde in de jaarrekening opgenomen. Die boekwaarde is bij aanschaf van de derivaten veelal nihil en daardoor stond de portefeuille niet op de balans.
In feite zou de renteswap tegen actuele marktwaarde moeten worden gewaardeerd.
De marktwaarde vertegenwoordigt de contant gemaakte bedragen, die gedurende de resterende looptijd van de swap nog tussen de klant en de bank moeten worden verrekend. Wanneer de klant in een swap nog 5 jaar een vaste rente van 4 % moet betalen, terwijl de huidige rente lager ligt zal de klant de resterende 5 jaar elk jaar een bedrag moeten betalen.
De marktwaarde is dan de optelsom van al die betalingen, contant gemaakt naar nu. Hiervoor moet in de jaarrekening een voorziening worden gevormd en derhalve een verlies worden verantwoord.
5. Conclusie
De oorspronkelijke klantvraag naar Euriborleningen en het daarbij noodzakelijk hedgen van het rente risico werd een product op zich ten voordele van de banken. Door de marktomstandigheden komen de nadelen bij noodzakelijke wijziging c.q. beëindiging van de onlosmakelijke geldlening sterk naar voren. Hierbij ontstaan er claims waarbij een beroep wordt gedaan op het zorgplicht artikel.
Hieruit komt voort dat de bank zal moeten aantonen dat hij als een goed huisvader heeft geadviseerd en als zodanig is gedocumenteerd. De aanbevelingen welke de AFM hiertoe heeft geformuleerd zullen als maatstaf gaan gelden.
Het uitstaande bedrag binnen het MKB wordt geschat op 50 miljard euro. Daarenboven is het geschatte bedrag bij de woningcorporaties 16 miljard op een lening portefeuille van 76 miljard euro. Gezien de risico’s welke nu naar boven komen is het aannemelijk dat Nederlandsche Bank eist dat de banken hun dossiers op orde maken.
Een artikel van Rob Bolink, specialist business banking bij Welten.