Het is soms zoeken naar een begrijpelijke manier om volgens de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) te rapporteren, vinden Mariska van Donge (hoofd Duurzaamheid bij a.s.r.), Roderik Meeder (Manager Group- and ESG-Reporting bij Rabobank) en Nelmari Hamman (partner bij EY) in gesprek met Marc Welters van EY. “Ook de beste consultant weet niet hoe hoog de lat wordt gelegd.” Dit artikel is eerder verschenen in Eye on Finance Magazine, een uitgifte van EY.
Rapporteren over duurzaamheid en daarmee bijdragen aan een transitie naar een betere wereld. Niemand kan eigenlijk tegen die achterliggende doelstelling van CSRD zijn. Maar de nieuwe Europese wetgeving levert specialisten behoorlijk wat hoofdbrekens op, want eenvoud bestaat niet in dit domein. Nu zijn financiële instellingen wel gewend aan complexiteit en regulering. En je kunt dus redeneren dat ze het daardoor wat gemakkelijker hebben dan de rest van het bedrijfsleven.
Hoe ervaren jullie dit?
Hamman: “Vanuit onze onderzoeken en de praktijk zie ik dat Nederlandse financiële instellingen er internationaal vrij goed voor staan. Niet omdat ze wel gewend zijn aan regelgeving, maar vooral omdat duurzaamheid en het daarbij behorende beleid al jaren goed is geïncorporeerd. In sommige zuidelijke landen beginnen ze nu pas met materialiteitsanalyses, in Nederland zijn de meeste instellingen al voorbij dat stadium.”
“Verder kun je wel stellen dat financiële instellingen bekend zijn met de verplichte stresstesting. En daarmee ook de lens van duurzaamheidsrisico’s al langere tijd hanteren. Verzekeraars zijn sowieso gewend om met langetermijnscenario’s te werken. Ook dat zit natuurlijk in het hart van wat je nodig hebt om naar duurzaamheid te kijken. Ondernemingen buiten de financiële sector hebben veel minder ervaring met dergelijke projecten.”
Meeder: “Wij zijn inderdaad al langere tijd serieus bezig met duurzaamheidsverslaggeving en dat helpt natuurlijk. CSRD is niet specifiek ontwikkeld voor banken en daar ligt een van de grote uitdagingen. Verslaggevingstechnisch komt het daardoor niet altijd goed uit de verf, zo ervaren we nu ook bij de implementatie. We zouden het liefst vanuit onze eigen strategie uitleggen hoe we de duurzaamheidsstrategie uitvoeren, maar dat staat hier en daar op gespannen voet met de gedetailleerde voorschriften van CSRD.”
Van Donge: “Financiële instellingen hebben ervaring met de rapportage over duurzaamheid, bijvoorbeeld vanuit de verplichtingen van SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation). Daardoor hebben we veel geleerd over hoe om te gaan met wisselende datakwaliteit- en beschikbaarheid. Dit is ook relevant bij de implementatie van CSRD.”
“Ondanks deze ervaring zijn er veel nieuwe aspecten voor financiële instellingen. Denk aan het concept van de IROs (Impact Risk Opportunities), dat bedrijven dwingt om zowel vanuit risico’s als kansen van duurzaamheid te redeneren. Hoewel dit waardevol is, is het een heel andere benadering voor onze sector, die traditioneel vooral gewend is om in risico’s te denken.”
Meeder: “Dat is inderdaad best een ingewikkelde draai, ook voor een bank. En over die lens waardoor je gaat kijken: daarvoor geldt ook dat je toekomstgericht moet rapporteren. Ook dat is een enorme verandering. Eigenlijk weet niemand precies hoe dat moet en hoe hoog de lat daarbij wordt gelegd. Ook de beste consultant niet. We zullen het gaandeweg moeten ontdekken. We live in interesting times.”
Hamman: “Absoluut. In essentie gaat het om een businesstransformatie. Het is meer dan een compliance-exercitie.”
De wetgeving heeft een hoger maatschappelijk doel. En daarmee komt ook de vraag op of de CSRD-rapportage straks uitlegbaar is aan de maatschappij?
Van Donge: “Het is een van de grootste uitdagingen om de rapportage niet te ingewikkeld te maken en een begrijpelijk duurzaamheidsverslag op te stellen. De AFM ziet erop toe dat de rapportage begrijpelijk moet zijn. De regels zijn echter complex en omvangrijk. Het wordt daarmee een zoektocht, zeker omdat niet alle informatie op dit moment voldoende beschikbaar is.”
“En dan heeft iedereen ook nog eens te maken met de schaarste aan professionals die op dit vlak voldoende kennis en ervaring hebben. Het is belangrijk om duidelijk en realistisch te zijn over de haalbaarheid en uitdagingen, zodat een open gesprek met de maatschappij over het beleid mogelijk is.”
Meeder: “De maatschappij verwacht antwoorden op lastige vraagstukken. In ons geval bijvoorbeeld over hoe je omgaat met de financiering aan boeren in tijden van de stikstofcrisis. Maar op deze en andere gebieden liggen ethische vraagstukken of dilemma’s. Sommige mensen in Nederland vinden dat we maar gewoon moeten stoppen om boeren te financieren. Maar hoe ethisch is dat? Daar speelt natuurlijk – naast stikstof – ook een groot sociaal aspect.”
“Het verhaal over dergelijke dilemma’s is echter heel anders dan de gedetailleerde informatie waar CSRD op aanstuurt. Bovendien, de jaarrekening is nu al onbegrijpelijk voor de meesten. Straks komen er misschien wel zestig pagina’s aan informatie bij…”
Van Donge: “Het verhaal achter de cijfers. Daar gaat het om. En als je dat goed voor het voetlicht brengt, dan kun je dingen voor elkaar krijgen en duurzaamheid een impuls geven. In je eigen organisatie, maar ook in de waardeketen.”
Hamman: “Een goede dialoog met stakeholders is belangrijk om te zorgen dat zo’n verhaal in de maatschappij kan landen. En daar hebben de meeste instellingen gelukkig al wel veel ervaring mee.”
Van Donge: “Niettemin, zodra de CSRD-rapporten uitkomen, worden er vergelijkingen tussen instellingen gemaakt en daar kunnen conclusies aan worden verbonden. Het is niet ondenkbaar dat de context en het grote verhaal dan uit het oog worden verloren. Als we er niet in slagen een leesbaar rapport op te leveren, kan dat zomaar veel vragen oproepen. Wat voor instellingen kan betekenen dat ze zaken nader moeten toelichten of uitleggen.”
Hamman: “Dat zou erg jammer zijn, want waar CSRD om gaat is natuurlijk dat instellingen hun energie richten op meer duurzaamheid. Dat transparantie prikkelt tot duurzaamheid. Maar ik zie ook het gevaar dat transparantie juist kan leiden tot meer onduidelijkheid. Precies daarom is het goed als instellingen de rapportage vooral presenteren als een manier om het gesprek met de maatschappij te voeren.”
Hoe dan ook is duidelijk dat CSRD geen ultieme waarheden gaat opleveren. En de vurig gewenste vergelijkbaarheid is misschien wel een van de valkuilen?
Meeder: “Financiële instellingen zijn totaal verschillend, simpelweg omdat ze verschillende activiteiten en diensten hebben. En dus is elke poging om vergelijkbaarheid te creëren – een van de uitgangspunten onder CSRD – in mijn ogen moeilijk haalbaar.”
“Vergelijkbaarheid in de tijd is prima te doen en kan zinnige informatie opleveren. Maar tussen organisaties is het echt heel ingewikkeld. Het zou moeten gaan om een getrouwe weergave en relevantie. En ik zou wensen dat accountants ook meer met die blik ernaar kijken.”