Bij een doorlopend krediet krijgt de klant extra bestedingsruimte van de bank (bijvoorbeeld roodstand op de betaalrekening). Men geeft dus eigenlijk meer geld uit dan men bezit en maakt daarbij gebruik van geld van de bank. Hier betaalt de klant (een variabele) rente over.
Een doorlopend krediet is een consumptieve kredietvorm waarbij de leensom gedurende de looptijd telkens weer geheel of gedeeltelijk kan worden opgenomen. Over het openstaande saldo van het krediet wordt rente in rekening gebracht.
De looptijd en rente worden in de leenovereenkomst vastgelegd, maar zijn gedurende de looptijd aan wijziging onderhevig. Het verloop van de lening staat dan ook niet vast.
De rentevergoeding die voor een doorlopend krediet in rekening wordt gebracht is meestal hoger dan die bij een hypotheek (wegens het ontbreken van zekerheden) en een persoonlijke lening (wegens het renterisico).
De aflossing vindt meestal plaats door een maandtermijn te berekenen op basis van een percentage van het kredietlimiet (vaak 2%), of van het openstaand saldo. Kenmerkend voor een doorlopend krediet is dat de lener tijdens de looptijd zonder boete extra mag aflossen.
Bij iedere aanvraag voor consumptief krediet in Nederland kan door de kredietverstrekker bij het BKR worden getoetst wat de leenhistorie van de aanvrager is. Deze zogenaamde BKR-toetsing is een belangrijke factor in het acceptatieproces.
Door de grote flexibiliteit lijkt het doorlopend krediet voor veel mensen erg interessant. Het is echter de voornaamste bron van inkomsten van banken aangezien de meerderheid van leners het doorlopend krediet nooit helemaal aflost. Leners blijven doorbetalen doordat de mogelijkheid bestaat om terugkerend van het afgeloste geld weer te lenen. Door de rente op het resterend bedrag kost een doorlopend krediet in de praktijk leners vaak een meervoud van het oorspronkelijke leenbedrag. Er zijn ook banken die hierdoor de persoonlijke lening niet meer in het diensten assortiment aanbieden.