Drie bankiers krijgen tijdelijk beroepsverbod van Tuchtcommissie
De Tuchtcommissie Banken heeft onlangs drie zaken afgehandeld waarbij bankiers zich niet aan de door hun afgelegde bankierseed hebben gehouden. Alle drie de verweerders hebben van de commissie een tijdelijk beroepsverbod opgelegd gekregen.
In april 2015 werd de Tuchtcommissie Banken in het leven geroepen door Stichting Tuchtrecht Banken. De circa 90.000 bankiers en bankmedewerkers die de bankierseed hebben afgelegd krijgen van deze commissie sancties opgelegd wanneer zij zich niet aan de gedragsregels houden.
Onlangs heeft de Tuchtcommissie drie zaken afgehandeld waarbij alle drie de verweerders een beroepsverbod opgelegd hebben gekregen. De beroepsverboden die de commissie kan opleggen betreffen een maximale periode van drie jaar. Hieronder een korte samenvatting van de drie zaken en de opgelegde sanctie.
Beroepsverboden
In de eerste zaak kreeg de bankier in kwestie een beroepsverbod opgelegd van zes maanden. De verweerder had in plaats van een rekening van een klant op te heffen, tot twee maal toe een creditcard aangevraagd op de naam van die klant. Met deze creditcard is een bedrag van €3.200 opgenomen, wat de bankier voor zichzelf heeft gehouden. Het oordeel van de commissie luidde: “De Tuchtcommissie heeft geoordeeld dat verweerder bij herhaling in strijd heeft gehandeld met de door hem afgelegde bankierseed. De Tuchtcommissie legt aan verweerder een beroepsverbod van zes maanden op.” Hierbij speelde mee dat de verweerder open was over zijn acties en berouw toonde.
De tweede zaak betrof een bankier die via een tussenpersoon werkzaam was voor de bank. Om deze werkzaamheden te mogen uitvoeren, werd als voorwaarde gesteld dat de bankier ieder kwartaal een verklaring van zijn accountant moest overleggen. De verweerder beschikte echter niet over een dergelijke verklaring, maar overhandigde een valse accountantsverklaring. “De Tuchtcommissie stelt vast dat verweerder met zijn handelen de gedragscode heeft geschonden, doordat hij niet integer en zorgvuldig heeft gehandeld en zich bovendien schuldig heeft gemaakt aan schending van de voor hem geldende regels. Aan verweerder wordt een beroepsverbod van één jaar opgelegd.”
In de derde zaak werd een volgens de Tuchtcommissie kwetsbare klant van de bank door de bankier in kwestie om geld gevraagd. Toen de vrouw dit geld overhandigde gaf de bankier dit geld uit in het casino. Een paar weken later nam de bankier nog eens €4.750 van de bankrekening van de vrouwelijke klant op, wat hij eveneens vergokte. Toen bekend werd dat er geld was opgenomen van de bankrekening van de vrouw, probeerde de verweerder zo lang mogelijk zijn rol hierin te verhullen. “De Tuchtcommissie oordeelt dat verweerder met zijn handelen de gedragsregels heeft overtreden, doordat hij niet integer en zorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder heeft door zijn handelen het vertrouwen dat in bankmedewerkers moet kunnen worden gesteld, ernstig beschaamd en geschaad. De Tuchtcommissie legt aan verweerder een beroepsverbod van een periode van achttien maanden op”, luidt het oordeel over de derde zaak.