Banken en verzekeraars maken volgens minister Hoekstra van Financiën op een verkeerde manier gebruik van de uitzonderingsmogelijkheid in de wet die bonussen in de financiële sector reguleert. Uitzonderingen worden volgens Hoekstra te vaak gebruikt voor ‘regulier’ bankpersoneel, in plaats van voor ‘exceptionele’ banen zoals ICT-ers.
In een brief aan de Tweede Kamer evalueert minister Hoekstra de werking van de Wet Beloningsbeleid financiële instellingen (Wbfo). De wet moet volgens de politiek bijdragen aan meer stabiliteit en cultuurverandering van de financiële sector. Een gevoelig onderdeel van die wet is het bonusplafond van 20% van het vaste salaris, waarmee Nederland strenger is dan Europese regels voorschrijven.
Exceptionele gevallen
In totaal wordt door 0,6% van de bankmedewerkers en door 0,1% van de verzekeringsmedewerkers gebruik gemaakt van de uitzonderingsoptie. “Deze mogelijkheid wordt vaak gebruikt voor personeel dat juist belangrijke risicoafwegingen maakt voor de onderneming, of direct met de klant te maken heeft, zoals medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de verkoop, investment banking, of onderdeel uitmaken van het senior management. Hoewel de letter van de wet dit toestaat, is dit niet in lijn met de bedoeling van de uitzondering. Zoals in de toelichting bij de wet is opgenomen is de wettelijke mogelijkheid bedoeld voor exceptionele gevallen (zoals ICT-ers)”, schrijft Hoekstra.
Volgens Hoekstra is het niet eenvoudig om het bonusplafond te omzeilen. Hij schrijft daarover: “Misbruik van de wettelijke mogelijkheden tot afwijking van het bonusplafond is niet evident gebleken. Wel wil ik in mijn bredere overleg met de sector het gesprek aangaan over het gebruik van de mogelijkheid om af te wijken van het bonusplafond voor personeel dat buiten de CAO valt.” Hoekstra noemt de salarisrel rond ING-topman Ralph Hamers eerder dit jaar als een belangrijke reden om door te gaan met het aanscherpen van de beloningswetgeving.
De maatregelen die Hoekstra overweegt:
- Introductie van de wettelijke verplichting tot terugvordering van een deel van de vaste beloning (boven een bepaald minimum) van bestuurders als er staatssteun aan een bank (of verzekeraar) wordt gegeven.
- Introductie van de wettelijke verplichting dat bestanddelen van een vaste beloning waarvan de waarde afhankelijk is van de marktwaarde van de eigen onderneming, zoals aandelen, bij bestuurders en medewerkers gedurende een nog te specificeren aantal jaren moeten worden aangehouden.
- Introductie van de wettelijke verplichting dat het beloningsbeleid van financiële ondernemingen voorschrijft op welke wijze de beloningen van bestuurders en medewerkers zich verhouden tot de maatschappelijke functie van de onderneming. Ondernemingen moeten zich hiervan in de openbaarheid rekenschap geven.
Voorzichtige conclusies
De evaluatie is het gevolg van een extern onderzoek naar de effecten van de Wbfo. De onderzoekers concluderen dat het bonusplafond in algemene zin bijdraagt aan verminderde risico’s in de financiële sector. Een hoger bonusplafond leidt tot een significant hogere bereidheid tot het nemen van risico’s. Het onderzoek legde Nederlandse bankiers de vraag voor of door de overheid afgedwongen lagere bonussen leiden tot een betere bescherming van het klantbelang. Daarop antwoordt 49% bevestigend.
De onderzoekers zijn verder voorzichtig met het trekken van eenduidige conclusies, omdat de wet nog maar kort bestaat. Op de vraag of Amsterdam door de relatief strenge bonusregels minder aantrekkelijk is als vestigingsplaats voor financieel professionals dan bijvoorbeeld New York of Londen volgt een tweeslachtig antwoord. Amsterdam zou aantrekkelijker kunnen, maar de relatief lage leefkosten, goede gezondheidszorg en hoge veiligheidssituatie spreken in het voordeel van Amsterdam tegenover steden als New York of Londen. Evenmin kan volgens de onderzoekers hard worden gemaakt dat de financiële sector door het gehanteerde bonusbeleid minder aantrekkelijk is als werkgever.