Robin de Jongh is bij ABN AMRO verantwoordelijk voor het onderdeel dat maatschappelijk het meest onder het vergrootglas ligt, namelijk de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering. In totaal stuurt hij bij de afdeling Detecting Financial Crime (DFC) inmiddels zo’n 2.700 medewerkers aan. In een nieuwe aflevering van de podcast-serie Leaders in Finance praat De Jongh over de uitdagingen die komen kijken bij een periode van snelle opschaling, het maken van keuzes in de aanpak van witwassen en over de oprichting van TMNL.
Al geruime tijd is ABN AMRO bezig met werven en aannemen van extra medewerkers voor het onderdeel Detecting Financial Crime (DFC). “Deze mensen werken voor de hele bank. Dus natuurlijk in Nederland, maar ook internationaal en voor dochterondernemingen van de bank”, steekt De Jongh van wal. “Laten we even met grove getallen werken, 2.200 mensen van deze 2.700 mensen zijn direct betrokken bij het bekijken van transacties van klanten en bij het onderzoek doen naar de gegevens van klanten en of die nog kloppen, of de herkomst van vermogen nog steeds goed is weergegeven in de klantdossiers en of dat ook in de tijd zo blijft. ”
Dan zijn er nog 500 medewerkers over die verdeeld zijn over de IT, afdelingen die rapportages opstellen voor het management of actief zijn in specifieke innovatieteams. Ook zit er een behoorlijk deel op het scherp en deskundig houden van het personeel, via de DFC Academy.
Noodzaak tot opleiden
Broekema stipt aan dat er sprake moet zijn geweest van een enorme schaalvergroting, net als bij collega-banken. Aanvankelijk werkten er iets minder dan duizend mensen aan deze taak, inmiddels dus 2.700 ofwel bijna een tiende van het totale personeelsbestand. “Dat heeft aan de kant te maken met de toegenomen verwachting vanuit de maatschappij om witwassen, terrorismefinanciering, corruptie, belasting ontduiken en noem het maar op gewoon kenbaar te krijgen. Aan de andere kant ook omdat de banken dat graag willen. Die willen graag hun specifieke bijdrage die we hierop kunnen doen ook echt doen.”
De Jongh erkent dat het vinden van geschikt personeel lastig was en bovendien nog steeds is. Dan zit er maar één ding op en dat is zelf opleiden, via de DFC Academy bijvoorbeeld. “Goede mensen zijn ook mensen die van nature nieuwsgierig zijn, die kunnen analyseren. Dat kun je natuurlijk op meerdere gebieden doen op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering. Voor corruptie heb je natuurlijk wel specifieke kennis nodig, dus we zorgen dat mensen goed ge-onboard en getraind worden.”
Onder begeleiding bekijken nieuwe medewerkers hun eerste zaken of hun eerste transacties en maken ze hun eerste klantdossiers op. Wanneer dat goed gaat, worden ze steeds vrijer gelaten en verschuiven de werkzaamheden naar steeds complexere posten. Onder de instromers zijn ook mensen die eerst bijvoorbeeld bij de Politie of het OM werkten. “Overigens ook in omgekeerde richting, van banken naar andere onderdelen van de maatschappij. Dat is ook goed, denk ik, want je hebt die mix nodig van mensen met verschillende ervaring, verschillend perspectief. In feite is dat ook een soort diversiteit.”
Meest uitdagende job tot nu toe
Er vloeien momenteel ontzettend veel middelen richting de strijd tegen financiële criminaliteit en als Managing Director DFC is het aan De Jongh die middelen zo effectief mogelijk in te zetten. Daarbij moeten keuzes gemaakt worden. Gaat er meer geld naar medewerkers of juist naar de driehoek tech, IT en data?
“Het is lastig om te prioriteren”, erkent De Jongh. “We doen ook eigenlijk alles tegelijkertijd. Aan de ene kant zijn we bezig met het herstellen van het verleden, op het moment dat we klanten gaan bekijken waar we in het verleden te weinig hebben verzameld en moeten aanvullen. Dat is vaak echt mensenwerk. Maar je wilt ook voor de toekomst een duurzame goede inrichting van je organisatie, dus je bent ook aan het investeren in nieuwe dingen, in machine learning, in data science-oplossingen.” Zo investeerde ABN AMRO bijvoorbeeld in het Ierse antiwitwas-bedrijf Fenergo.
De Jongh noemt het zonder omhaal zijn meest uitdagende job tot nu toe. “De maatschappelijke verwachting is heel groot en bijna wekelijks wordt die kenbaar. Dus ik heb veel meer te maken met uitleg geven over wat we hieraan doen. Naar buiten toe via perscontacten, maar ook naar binnen toe, richting een team van 2.700 mensen. Dat is voor mij ook nieuw; ik was meestal bezig met wat kleinere teams die je bijna bij elkaar kon roepen door even over de gang heen te lopen. Dus je doet veel meer met videootjes maken – zeker nu tijdens Covid-19 – maar ook blogs schrijven om de hele groep mee te nemen in de ontwikkeling die we als ABN AMRO hierin doormaken en te zorgen dat zij heel erg verbonden blijven met het doel.”
Criminaliteit gedraagt zich als water
Broekema stipt vervolgens een interessant maar tegelijkertijd ook best wel pijnlijk punt aan. ABN AMRO en alle Nederlandse banken kunnen miljarden investeren in de strijd tegen financiële criminaliteit, maar als het elders in Europa relatief eenvoudig blijft voor criminelen om hun clandestiene activiteiten uit te voeren is het dweilen met de kraan open. “Criminaliteit gaat daarnaartoe waar het er het makkelijkst doorheen komt. Net als water.”
“Criminaliteit gaat daarnaartoe waar het er het makkelijkst doorheen komt. Net als water.”
De Jongh kan weinig anders dan dat erkennen. “Op het moment dat inderdaad een bank ergens in Europa of in de wereld hele lage standaarden heeft om witwassen tegen te gaan is dat heel erg kwetsbaar om daar inderdaad crimineel geld in het systeem te krijgen. Dus daarom is het met elkaar verbinden en een netwerk creëren om dat te voorkomen ongelofelijk belangrijk, maar daarmee ook ongelofelijk moeilijk. In Nederland hebben we daar nu net met Transaction Monitoring Nederland (TMNL) met vijf banken een eerste mooie stap gezet om transacties te gaan monitoren over banken heen.”
TMNL is volgens De Jongh uniek in de wereld, iets dat elders hopelijk navolging gaat krijgen. “Er zijn heel veel landen die inderdaad naar ons toekomen, naar TMNL, om te vragen hoe we dat nou gedaan hebben. Dat is één aspect en het maakt me wel trots dat we dat hebben kunnen doen. Het tweede is dat de publiek-private samenwerking er is tussen overheid en banken waarbij onder andere de Fiod, belastingdienst, politie, banken samenwerken om binnen zogenaamde task forces heel gericht te zoeken naar bepaalde criminaliteit. Door binnen wet- en regelgeving dingen te kijken naar dingen die je wel kan doen in plaats van te kijken naar hoe je dingen niet kan doen. Er zijn meer landen waar ze veel doen met publiek-private samenwerking, maar Nederland zit wat mij betreft in die kopgroep.”