Met duurzame installaties – zoals warmtepompen en zonnepanelen - in en op gebouwen kan Nederland verder verduurzamen. Allemaal installaties die lang werkzaam zijn. Dan is het goed als de exploitant zelf eigenaar blijft van de installatie. En die als ‘dienst’ verkoopt aan de gebouweigenaar. Deze Product-as-a-Service (PaaS)-constructie biedt ook de financier van de installatie voldoende zekerheid, zegt hoogleraar privaatrecht Frank Verstijlen.
In opdracht van de Nederlandse Vereniging van Banken deed Verstijlen onderzoek – samen met collega’s Emil Verheul en Maarten van Dijken. Dit artikel is eerder verschenen in Bank | Wereld Online, een uitgifte van de Nederlandse Vereniging van Banken.
Banken hebben stevige duurzaamheidsambities. Het financieren van duurzame installaties in en op gebouwen hoort daarbij – denk aan liften, lucht- en lichttechniek, enzovoort. Financiers kijken niet alleen naar het businessplan. Zij willen in de regel ook zekerheid: (hoe) kan de financier zichzelf terugbetalen ingeval de klant niet meer kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen? Stel dat de gebouweigenaar failliet gaat. Kan de curator dan de installaties verkopen die in, op of aan dat gebouw zitten, ook al zijn die betaald door leverancier en gefinancierd door diens bank?
Ingewikkeld en kostbaar
Nee, dat hoeft niet, begint Frank Verstijlen, hoogleraar privaatrecht (i.h.b. goederenrecht) aan de Rijksuniversiteit Groningen: “Traditioneel gezien bedingt de bank een goederenrechtelijk zekerheidsrecht. Bij dit soort van installaties die deel gaan uitmaken van andermans gebouw, is het nodig dat dat de gebouweigenaar een opstalrecht vestigt. De installatie blijft dan een zelfstandige entiteit die aan de leverancier toebehoort en aan diens bank in zekerheid kan worden gegeven."
"Dus mocht de gebouweigenaar failliet gaan, dan valt de installatie niet in handen van diens schuldeisers. Nadeel van dit goederenrechtelijk arrangement is dat het omslachtig en kostbaar is, gelet op vereiste notariële akten. In de praktijk is nu een methode ontwikkeld waarmee de bank via contractuele afspraken grip houdt op de installaties. De vraag is dan: bieden zulke contractuele afspraken – serviceovereenkomsten, huurovereenkomsten etc. – voldoende zekerheid?”
Vergelijkbaar
Verstijlen: “Contractuele afspraken zijn geen goederenrecht. Ze behoren tot een ander rechtsgebied: het verbintenissenrecht. Op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken hebben we deze alternatieve zekerheidsconstructie, in het bijzonder bij (technische) installaties in gebouwen, onderzocht op juridische houdbaarheid, aandachtspunten en risico’s."
"De onderzoeksvraag was: ‘In hoeverre verschilt de positie van de financier van de leverancier/exploitant in de verbintenisrechtelijke financieringsstructuur van die in een goederenrechtelijk geregelde financieringsstructuur?’ De positie is vergelijkbaar, bleek uit het onderzoek. Financiers kunnen in beide gevallen zekerheid krijgen. Het RUG-rapport biedt nuttige informatie voor het maken van een risicoafweging en hoe de risico’s contractueel te ondervangen zijn.”
Kijk op de site van de RUG voor het volledige rapport.