Nanno Kleiterp (ex-CEO FMO): Impact en rendement gaan samen
Nanno Kleiterp wil op een zakelijke manier bijdragen aan een betere wereld. En dat kan ook, zegt Kleiterp, die op 1 oktober 2016 afscheid nam van de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, beter bekend als FMO. ‘Wij financieren bedrijven in ontwikkelingslanden die verantwoord ondernemen én een aantrekkelijk rendement maken.’
Kleiterp blikt terug op een lange carrière bij FMO. Hij werkte 29 jaar voor de ontwikkelingsbank, waarvan de laatste acht jaar als bestuursvoorzitter. In die drie decennia bij FMO zag Kleiterp de investeringsportefeuille vrijwel onafgebroken groeien. Toen hij in 1987 binnenkwam, had FMO een bescheiden 200 miljoen gulden aan financiering uitstaan bij bedrijven in ontwikkelingslanden. Vandaag de dag is dat bijna €10 miljard. ‘Een jaarlijkse groei van 14%’, rekent hij voor.
Klanten van het eerste uur groeiden mee met FMO, vertelt Kleiterp. ‘Halverwege de jaren negentig zijn we in Cambodja in een kleine microfinancieringsorganisatie gestapt. Dat bedrijf is uitgegroeid tot de grootste bank van het land. In India waren we twintig jaar geleden betrokken bij het opzetten van een instelling voor de financiering van infrastructuur. Dat is nu de grootste infrastructuurfinancier van het land. En in Tunesië financierden we een investeringsmaatschappij. Ze begonnen lokaal met een portefeuille van 35 miljoen dollar en zijn nu in meer dan vijftien Afrikaanse landen actief.’
Ook de projecten die FMO financiert, werden groter. Zo stak FMO geld in een windmolenpark in Kenia en investeert ze in energieprojecten in Azië en Latijns-Amerika. Zulke investeringen zijn onder meer haalbaar doordat de ontwikkelingsbank met succes geld weet aan te trekken van derden, als banken en pensioenfondsen, en sinds dit jaar ook particulieren. ‘Maar we vergeten kleine bedrijven niet’, zegt Kleiterp. ‘We kunnen ze niet rechtstreeks financieren, maar veel ervan bereiken we via de financiële instellingen waarin we investeren.’
Is de werkwijze van FMO in de loop der jaren veranderd? ‘De kern van onze strategie is hetzelfde gebleven. We financieren bedrijven in ontwikkelingslanden en ondersteunen ze met best practices voor verantwoord ondernemen. Dat levert werkgelegenheid op en zorgt voor minder armoede. Er is nu wel meer aandacht voor duurzaamheid, terwijl er vroeger meer nadruk lag op sociale aspecten als arbeidsomstandigheden. En we richten ons niet meer op alle sectoren, maar alleen op energie, landbouw en de financiële sector. De komende tijd gaan we Nederlandse bedrijven die in ontwikkelingslanden willen investeren ook meer ondersteunen.’
In Nederland worden hoge eisen gesteld aan verantwoord ondernemen. Hoe gaat FMO daarmee om in ontwikkelingslanden? ‘Als we investeren in bedrijven maken we afspraken om zaken stap voor stap te verbeteren. Dan stuit je natuurlijk wel eens op weerstand. In Nigeria zeggen ze in eerste instantie: we kunnen nooit aan jullie Nederlandse eisen voldoen. Maar als je samen aan de slag gaat, dan blijkt er heel veel mogelijk. Dat is ook in het belang van de bedrijven die we financieren. Als de risico’s voor ons afnemen, kunnen we de rente verlagen. En FMO is een soort keurmerk. Onze betrokkenheid schept vertrouwen bij financiers en klanten. Daardoor gaan nieuwe markten voor ze open.’
Staat rendement of de impact op mens en milieu voorop bij de investeringsbeslissingen van FMO? ‘Impact en rendement gaan samen. Rendement is voor ons een randvoorwaarde. Zonder rendement willen private partijen niet meedoen. Maar we gaan niet voor rendementsmaximalisatie, want dat gaat bijna altijd ten koste van mens of milieu. Kijk naar de productie van kleding in Bangladesh. Er zijn nog steeds fabrieken waar onder slechte omstandigheden wordt gewerkt tegen heel lage lonen. Het financieel rendement is misschien maximaal, maar dat is geen duurzame manier van produceren. Wij optimaliseren de impact en halen een aantrekkelijk rendement. Ons businessmodel klopt.’
Als het businessmodel klopt, kan de markt de rol van ontwikkelingsbanken dan overnemen? ‘Als banken gaan opereren zoals FMO, dan kunnen ze de rol van ontwikkelingsbanken voor een deel overnemen. Die kant gaan we ook op. De aandacht voor duurzaamheid en verantwoord ondernemen neemt toe. Er zijn miljardeninvesteringen nodig om de opwarming van de aarde te beperken. Daar hebben we pensioenfondsen, commerciële banken en andere private financiers hard bij nodig. Maar ze hebben ons ook nodig, want private partijen kunnen doorgaans minder risico nemen dan wij door de manier waarop ze zijn gefinancierd.’
FMO wil Nederlandse bedrijven ook meer gaan ondersteunen. Hoe doet de bank dat? ‘We hebben meer dan veertig jaar ervaring in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Die kunnen we inzetten. Nederland exporteert relatief gezien weinig naar ontwikkelingslanden. Er is meer mogelijk als we ontwikkelingslanden integrale oplossingen kunnen aanbieden. Zo zijn we drie jaar geleden een project begonnen met baggeraar Boskalis, het Rotterdams Havenbedrijf en projectontwikkelaar Mercator om in Ethiopië goede infrastructuur aan te leggen in het achterland. Daardoor wordt het eenvoudiger om groente en fruit te exporteren.’
Dus ontwikkelingsbanken als FMO blijven toch relevant? ‘De relevantie van ontwikkelingsbanken neemt alleen maar toe. We slaan een brug tussen de private en de publieke sector. Ontwikkelingssamenwerking draait steeds minder om weggeven en steeds meer om financieren. De overheid wil dat er geïnvesteerd wordt in een betere wereld. De risico’s die daaraan kleven zijn soms te groot voor de private sector alleen. Wij kunnen in kaart brengen welke risico’s de publieke sector zou kunnen dragen en op die manier geld loskrijgen bij de private sector.’
Dit bericht is eerder geplaatst in de december editie (Nr. 4) van Bank|Wereld, het kwartaalblad van de Nederlandse Vereniging van Banken.