Raad van State: Verplichte bankentuchtrecht niet nodig
Een wettelijk verplicht tuchtrecht voor banken is volgens de Raad van State niet nodig. Daarnaast adviseert de Raad van State het kabinet de verplichte bankierseed niet uit te breiden naar alle bankmedewerkers. Volgens de Raad van State is het beter om af te zien van het wettelijk verplichte karakter en de invoering van de eed en tuchtrecht aan de sector zelf over te laten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten, die toezicht houden op de banken, hebben wettelijk verplicht tuchtrecht ook niet nodig: zij kunnen op basis van bestaande bevoegdheden nu al toezien op de integere beroepsuitoefening.
Zelfregulering voor tuchtrecht
In de nota van wijziging worden banken verplicht tuchtrecht in te stellen voor al hun medewerkers: bestuurders, commissarissen, werknemers en zelfstandigen, zo'n 90.000 personen. Het tuchtrecht is bedoeld om de naleving van integriteits- en zorgvuldigheidsnormen te waarborgen.
De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat er verschillende soorten tuchtrecht zijn, die sterk van elkaar verschillen. Zo is er publiek tuchtrecht voor gesloten beroepsgroepen die een morele of ethische beroepsopvatting hebben, zoals medici, advocaten en gerechtsdeurwaarders. De uiterste sanctie van het publieke tuchtrecht is een verbod om het beroep uit te oefenen. Er is ook privaatrechtelijk tuchtrecht dat bijvoorbeeld kan gelden voor de werknemers van een bedrijf. Zulk tuchtrecht wordt geregeld in de arbeidsovereenkomst. Het voorgestelde bankentuchtrecht is geen publiek tuchtrecht. Bankmedewerkers vormen geen gesloten beroepsgroep. Het tuchtrecht is gebonden aan het Burgerlijk Wetboek en is dus in essentie privaatrechtelijk van aard.
De bankensector is al op eigen initiatief bezig tuchtrecht in te voeren. Binnen de sector bestaat daar zeer groot draagvlak voor, aldus de Raad van State. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten, die toezicht houden op de banken, hebben wettelijk verplicht tuchtrecht ook niet nodig: zij kunnen op basis van bestaande bevoegdheden nu al toezien op de integere beroepsuitoefening.
De Afdeling adviseert het kabinet dan ook nader te motiveren waarom de regering dit initiatief ondersteunt met een wettelijke verplichting om tuchtrecht in te stellen. Lukt dat niet, dan adviseert de Afdeling van de verplichting af te zien.
Eed of belofte voor alle medewerkers
De verplichting om een eed of belofte af te leggen geldt nu voor een afgebakende beroepsgroep. Die plicht wordt in de tweede nota van wijziging uitgebreid tot alle bankmedewerkers. Dat is echter een grote, gevarieerde groep personen. De eedaflegging kan zijn symbolische betekenis verliezen en verworden tot een routine, die geen enkel verband heeft met de dagelijkse naleving van integriteits- en zorgvuldigheidsnormen.
De Afdeling adviseert daarom de verplichting om een eed of belofte af te leggen niet uit te breiden.
Publiek toezicht
Volgens de regering kunnen de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zaken aandragen bij de tuchtrechtelijke instantie. De Afdeling advisering merkt op dat dit niet tot hun publieke taak hoort – zij moeten waar nodig zelf handhavend optreden – en bovendien in strijd is met hun geheimhoudingsplicht.