Onno Ruding hamert op hogere kapitaalbuffers en herstel van ethiek in bankensector

05 november 2020 Banken.nl 7 min. leestijd
Meer nieuws over

Voormalig minister en voormalig bankier Onno Ruding schreef onlangs het boek ‘Balans - het ging om meer dan geld alleen’. In deze memoires kijkt hij terug op zijn bijzonder veelzijdige leven, een leven dat zich afspeelde tussen de mondiale elite, van regeringsleiders en bankbestuurders tot de paus aan toe. In gesprek met ‘Leaders in Finance’ van Jeroen Broekema gaat hij onder meer in op de noodzaak van hogere kapitaalratio’s voor banken, de huidige controledrang binnen compliance en over verlies van ethiek in het bankwezen. 

Geef een willekeurig mens de opdracht een compositietekening te maken van een minister van Financiën en de kans is groot dat deze er ongeveer uit komt te zien als Onno Ruding. Met zijn onberispelijke voorkomen, serieuze blik in de ogen en erudiete manier van spreken is Ruding een persoon die ontzag inboezemt, in de goede zin van het woord. 

Ruding schreef onlangs zijn memoires, in een boek getiteld ‘Balans - het ging om meer dan geld alleen’. Het boek telt 680 pagina’s, maar Ruding geeft zelf al aan dat meerdere ‘op zichzelf bezien interessante onderwerpen’ niet te beschrijven. Het zegt veel over de omvangrijke schat aan kennis en ervaring waarover Ruding beschikt. Een hoeveelheid die op het oog eigenlijk niet in één mensenleven past. 

'Meer dan geld alleen'

Van huis uit is Ruding econoom. Hij studeerde in 1964 af aan de Nederlandse Economische Hogeschool Rotterdam, de voorloper van de Erasmus Universiteit. Nadien startte hij als ambtenaar op het ministerie van Financiën, alvorens hij de stap maakte naar de bancaire sector. Hij werkte onder meer voor de AMRO Bank, het Internationaal Monetair Fonds en was vele jaren bestuurder bij het Amerikaanse Citibank. Daarnaast heeft hij een ongekende hoeveelheid commissariaten op zijn naam. Bij het grote publiek werd hij echter als bekend als minister van Financiën in de kabinetten Lubbers I en Lubbers II, van 1982 tot 1989. 

Men mag er gevoeglijk van uitgaan dat Ruding geen moeite heeft om zijn rekeningen te betalen. Toch ging het naar eigen zeggen om ‘meer dan geld alleen’. Over zijn jonge jaren vertelt Ruding: “Geld was niet het allerbelangrijkste, want dan was ik andere dingen gaan doen. Maar je moet wel rekening houden met de praktijk. Ik had geen geld van mezelf en wel een jong gezin met een hypotheek en dergelijke en toen een hele hoge rente, vergeet dat niet. De rente was toen tussen 8-9% per jaar.”

Ruding praat hier over het moment in 1982 dat hij de post van minister van Financiën aangeboden krijgt. En wat voor velen moeilijk voor te stellen is, voor Ruding betekende dat een daling van zijn inkomen. Op dat moment was hij namelijk lid van de raad van bestuurder van AMRO Bank. “Dan zeg je ook dat er andere dingen zijn die nog belangrijker zijn dan een hoog salaris. Want dat had ik toen inderdaad. Dan ga je flink achteruit, maar dat is je eigen afweging.” 

Pleidooi voor hogere kapitaalratio's

Als oud-bankbestuurder en in brede zin financieel ontwikkeld persoon heeft Ruding natuurlijk een mening over de huidige bankensector en het toezicht daarop. Hij pleit hardop voor hogere kapitaalratio’s voor banken. Ruding erkent dat het moeilijk is om alle banken langs dezelfde meetlat te leggen, daarvoor zitten er onderling te grote verschillen in grootte, risicobereidheid en type bank. 

“Het enige belangrijke is een heel simpel standpunt: ze moeten hoger zijn. De kapitaalratio's waren voor praktisch alle banken in Europa en Amerika geleidelijk te laag geworden. Dat heeft jaren geduurd en toen kreeg je de financiële crisis of de bankencrisis vanaf 2007-2008. Toen is terecht en ook een beetje te laat, dat is waar, als hoofdpunt gezegd: ‘Die moeten fors omhoog.’

"Voor de meeste Italiaanse en Griekse banken is er nog steeds wanhoop. Maar in Nederland wil ik dat toch niet zeggen."

Ruding stelt dat er sindsdien veel bereikt is, maar ook weer niet dat alle problemen opgelost zijn. “Mensen die kritiek hebben en dat niet willen zien zijn fout. Maar ook nu is er een mogelijke crisis bij banken vanwege het indirecte effect van corona. Niemand weet hoe dat gaat lopen. Je moet ook weer heel kritisch zijn en je afvragen: ‘Zijn de huidige bancaire ratio's voldoende?’ Ja, ze zijn veel hoger dan tien jaar geleden, maar zijn ze voldoende? Dan moet je kijken naar elke bank apart, want de ene staat er veel slechter voor dan de andere. Zonder onaardig te zijn, maar voor de meeste Italiaanse en Griekse banken is er nog steeds wanhoop. Maar in Nederland wil ik dat toch niet zeggen.” 

Afvink-cultuur

Presentator Jeroen Broekema vraagt verder over de bancaire sector, meer specifiek over het belang van compliance en hoe dat beleefd wordt in de sector zelf. Hij geeft aan in de wandelgangen weleens te horen dat de zucht naar compliance aan het doorslaan is, kijkend naar de hoeveelheid mensen die erin werken. 

“Ik deel aspecten van die mening. Dat is een pijnlijk onderwerp, want meer compliance was nodig en het is natuurlijk reuzebelangrijk”, zegt Ruding. “Ik ben de eerste om dat te benadrukken en te erkennen. Maar alle goede dingen hebben hun grenzen en dit wordt een soort afvink-cultuur bij vele banken, even los van de immense extra kosten waar ze onder lijden vanwege het inhuren van heel veel extra personeel. “

“Ook moet je ervoor zorgen dat je door alle bomen het bos nog wel kunt zien. Zeker in de hoge regionen van banken en ook bij de toezichthouders moet je voortdurend in de gaten houden: ‘Wat zijn we daar aan het doen en weten we precies wat we aan het controleren zijn? Kunnen we snel genoeg uit al die massa's van nieuwe additionele gegevens en e-mails en feiten ook voldoende zien waar het echt fout gaat en waar niet?’ Dus ik heb daar niet de steen der wijzen, maar een waarschuwend woord is daar wel op zijn plaats.”

Verval van ethiek

De vraag om compliance komt natuurlijk voort uit de jaren dat veel bankiers het niet zo nauw namen met de regels, wettelijke noch morele. Het is aannemelijk om te stellen dat zonder financiële crisis en bijbehorende statelijke interventies het toezichtsregime een stuk lichter zou zijn geweest. 

Ruding verwijst in zijn boek naar verval van de ethiek in het bankwezen. “Dat heeft ten dele te maken met de internationalisering en de globalisering die ik op zich altijd heb toegejuicht, dat is het punt niet. Maar waardoor toch een vermenging van cultuur is ontstaan en waarbij banken werden geconfronteerd en worden geconfronteerd met gedragingen van mensen die van elders komen en die anders zijn, beter of slechter.”

"Het verval van ethiek in het bankwezen hangt ten dele samen met internationalisering en globalisering."

“Als het slechter is kan men daar meestal niet goed mee overweg. De mentaliteit dat ook groepen van bankiers en handelaren van de ene op de andere dag vertrekken naar de bank aan de overkant van de straat voor een hoger salaris, dat was in het begin van mijn carrière ongehoord en is sterk toegenomen. Maar ook de mentaliteit van de leidinggevenden bij banken – vooral in Amerika, dat speelt minder in Europa  – dat men het heel normaal vond om eigenlijk zonder veel toelichting mensen heel beleefd te vragen morgenochtend te vertrekken. En die deden dat dan ook, die gingen echt niet protesteren.”

“Als je als werknemer ziet dat je werkgever zich niet ethisch gedraagt stimuleert dat niet. Maar als je als werkgever ziet dat je werknemer zich niet ethisch gedraagt stimuleert het ook niet. Dus ik vind dat wel een achteruitgang. Dat is niet speciaal voor Nederland een probleem, maar het is wel een probleem.”

Ruding zet zich neer als sterk voorstander van meer discipline, als onderdeel van de oplossing van de ethiek in het bankwezen. Discipline die tot in den treure herhaald en opnieuw uitgelegd moet worden. “Dat zit in de opvoeding thuis, maar ook in de opleiding bij banken en bij overheden en in de politiek.” Op korte termijn is dat zelden een populaire boodschap, zo erkent ook Ruding. “Wat je voortdurend moet herhalen zijn de effecten van maatregelen op lange termijn."