Ronald Meijers: Huidig toezichtmodel gedoemd om te falen

21 april 2015 Banken.nl 3 min. leestijd
Profiel
Meer nieuws over

De afgelopen maanden is gebleken dat bedrijven steeds meer moeite krijgen om te voldoen aan de strenge eisen van de toezichthouder. Tegelijkertijd is de vraag of dit strenge regime wel het model is wat door een toezichthouder gehanteerd zou moeten worden. Ronald Meijers, partner bij Deloitte Human Capital, geeft zijn visie omtrent dit onderwerp.

Is in uw ogen het huidige model wat door de toezichthouder wordt gehanteerd houdbaar?
“Nee, de huidige opzet is gedoemd om te falen. Het is onder maatschappelijke druk neergezet, maar ontbeert wat de sector nodig heeft. Onlangs heb ik bij de AFM mijn visie gegeven over een opzet die naar mijn mening veel constructiever zou zijn: naast de noodzakelijke druk, zou men de sector kunnen ondersteunen bij cultuurverandering. Door concreet geformuleerd gewenst gedrag centraal te stellen en de sector met gevalideerd instrumentarium terzijde te staan, verleg je de focus en kan je wellicht voorkomen dat constant wet- en regelgeving wordt ontworpen waar bedrijven niet of nauwelijks aan kunnen voldoen. En die bovendien per definitie achter de feiten aanloopt. Een goed voorbeeld van deze constructieve samenwerking zie je momenteel in de trustsector. Samen met de toezichthouder wordt gewerkt aan afspraken die tot doel hebben de sector als geheel naar een hoger niveau te tillen. Idealiter streven bedrijven ernaar om de beste van de klas te worden, niet primair om te voorkomen dat gestraft worden als zij zich niet aan de gestelde regels houden. Ik ben overigens voorstander van de schandpaal: de maatschappij moet op de hoogte zijn van fouten die een bedrijf maakt. Als dat met naam en toenaam gebeurt voorkom je generalisatie. Zodra de fout is hersteld, moet dat vervolgens ook weer bekend worden gemaakt.”

Roland Meijers - Deloitte

Momenteel is het bij de toezichthouders zelf ook onrustig. Voornamelijk over de onafhankelijkheid van de commissarissen is een hoop te doen. Is deze discussie gegrond?
“Ik snap de discussie, maar vraag me af hoeveel mensen uiteindelijk werkelijk onafhankelijk of belangeloos zijn. Streven naar volledig onafhankelijke individuele commissarissen is in mijn optiek niet de oplossing. Ik zou pleiten voor een divers samengestelde Raad, waarin zoveel mogelijk relevante belangen vertegenwoordigd zijn. Ik denk hierbij zowel aan verschillende sectoren als aan gevarieerde achtergronden. Verder vind ik dat elke RvC of RvT een “oog” in haar midden moet hebben, iemand met verstand van mensen, van gedrag en vooral van groepsdynamiek. We weten dat de effectiviteit van een RvC niet alleen om inhoudelijke deskundigheid draait, maar vooral om de kwaliteit van de dialoog, de onderlinge verstandhouding en de manier van beslissen. Hoe goed is de voorzitter? Vraagt hij of zij daadwerkelijk naar ieders mening? Worden conflicten gemeden of constructief aangegaan? Volgens mij moet de discussie gaan over de kwaliteit, de autonomie van het denken en handelen van de RvC als geheel. Daarnaast moet volstrekte transparantie over ieders –financiële en andere- belangen bestaan, zonder de illusie van volledige individuele onafhankelijkheid te koesteren.”

Dus eigenlijk zou de benadering gedraaid moeten worden: niet de onafhankelijkheid, maar diversiteit zou voorop moeten staan binnen een RvC?
"Wat mij betreft ga je inderdaad op zoek naar een evenwichtig samengestelde groep mensen. Net zoveel idealisten en innovatieve denkers, als conservatieven en pragmatici. Een balans van insiders en outsiders, van ‘kenners’ en van ‘uitdagers’. De meeste commissarissen zijn (voormalige) bestuurders, die doorgaans uitblinken in het handhaven van de status quo. Van een ‘chief executive officer’ wordt bovenal verwacht dat hij of zij samen met de ‘chief financial officer’ de efficiëntie en daarmee de winstgevendheid van de bestaande organisatie garandeert. Als de RvC vooral uit deze functionarissen bestaat en geen (voormalige) ‘chief transformation officers’ benoemt, is de kans niet groot dat tijdig de noodzakelijke vernieuwing wordt doorgevoerd. Uniformiteit leidt uiteindelijk tot tunnelvisie en ‘groupthink’. Ik pleit voor een divers samengestelde RvC, waarin zoveel mogelijk verschillende belangen en kwaliteiten zijn vertegenwoordigd."