Waarom je wetgeving niet als een ‘moetje’ moet afvinken
De financiële sector is wel wat gewend als het gaat om wet- en regelgeving. Maar de komende jaren komt er wel heel veel tegelijk op de sector af. Voor gespreksleider Jennifer van Eekelen van EY aanleiding voor een gesprek met de EY-sectorleiders Loes Andringa (Insurance), Boudewijn Chalmers (Wealth & Asset Management), Hildegard Elgersma (Pensions) en Jeroen van der Kroft (Banking & Capital Markets).
Het is ingewikkeld en ook niet echt overzichtelijk. De hoeveelheid wet- en regelgeving die over de sector heen komt, is samen te vatten in drie grote bewegingen: creëren van meer financiële stabiliteit, aan een duurzamere wereld bijdragen en ontwikkelingen op het vlak van data en digitalisering.
En met die driedeling ligt ook een van de belangrijkste vraagstukken direct op tafel: hoe zorg je bij de implementatie van wet- en regelgeving dat je blijft uitgaan van de uitgangspunten achter de wet? En deze niet als een ‘moetje’ aftikt?
Van der Kroft: “Allereerst door de hele organisatie tijdig bij de implementatie te betrekken. En duidelijk te maken dat het niet de verantwoordelijkheid is van een of enkele afdelingen. Ook mensen in de frontoffice moeten bijvoorbeeld begrijpen waarom bepaalde wetgeving impact op hun werk heeft. Precies daarom geven we trainingen op alle niveaus in de organisatie."
"Natuurlijk komen er ook dan dilemma’s naar boven. Bijvoorbeeld omdat de klant van de bank alleen maar meer gemak wil, terwijl de frontofficemedewerker juist meer informatie moet vastleggen over die klant om de principes achter de wet waar te maken.”
Andringa: “Het vergt ook begrip voor de bredere rol die de financiële sector nu speelt. Traditioneel ging het vooral om de poortwachtersrol, maar nu verlangen we dat de financiële sector ook op de duurzaamheidstransitie stuurt. Dat is een ingrijpende verandering die impact heeft op je hele organisatiemodel, ook aan de voorkant."
"En pas als die frontofficemedewerker doorleeft wat die nieuwe rol betekent, ontstaat er begrip voor de impact op het eigen werk. Bijvoorbeeld: dat je bij de aanvraag voor een autoverzekering meer informatie nodig hebt over de duurzaamheidsaspecten van de auto. Niet omdat dat moet, maar omdat het ertoe doet.”
Van der Kroft: “Wat nieuw is: die maatschappelijke rol loopt door tot in de keten. Bij de financiering van projecten worden banken door wetgeving geprikkeld om in de keten de duurzaamheidsaspecten te kennen, bij de leveranciers van de klant. Dat levert hen alleen al een flinke uitdaging op bij de verzameling van de juiste informatie.”
Jullie pleiten dus voor een holistische, integrale benadering. Is dat herkenbaar in de pensioenwereld en bij vermogensbeheerders?
Elgersma: “Zeker. De pensioenwereld staat voor een van de ingrijpendste veranderingen in de historie van de sector, waarbij die integraliteit een harde voorwaarde is. Onze ervaring is dat goed programmamanagement essentieel is. We werken dan ook vaak samen in multidisciplinaire teams met niet alleen specialisten, maar ook met mensen die begrijpen wat er nodig is om de verandering voor elkaar te krijgen. Vanuit de klant en vanuit EY.”
Chalmers: “Daarbij moeten leiders vanuit het topmanagement zich echt aan de implementatieprojecten verbinden. Dat ze actief laten zien dat die projecten belangrijk zijn voor de hele organisatie. Uitdagend is dat je vaak te maken hebt met een bewegend doel: de wetgeving is dan nog niet af – want ook de regelgever leert tijdens het proces – maar je moet wel tempo maken met je programma om tijdig voor te sorteren. Want de implementatie kost nu eenmaal tijd. Het effect is vaak dat organisaties zich richten op de ‘moetjes’ en de bovenliggende relevantie uit het oog verliezen.”
Elgersma: “Die uitdaging speelt natuurlijk bij uitstek in de pensioensector. Om te voldoen aan de Wtp (Wet toekomst pensioenen) worden er nu grote programma’s opgetuigd, maar het is niet ondenkbaar dat er na de Tweede Kamerverkiezingen nog besluiten worden genomen die tot een andere realiteit leiden."
"Je moet dus wendbaar zijn en dat is ook een van de drie thema’s die de toezichthouder nadrukkelijk communiceert – naast goed omgaan met data en zorgen voor een adequate koppeling tussen vermogensbeheer en pensioenadministratie. Aan die grote lijnen kun je je vasthouden."
"Overigens vind ik ook dat we de positieve kant van wetgeving niet moeten vergeten. Wetgeving helpt om te komen tot standaardisering en geeft een prikkel aan verbetering en innovatie van het hele systeemlandschap.”
Vinden jullie dat wetgevers en toezichthouders te hoge eisen stellen aan die wendbaarheid?
Van der Kroft: “We moeten vooral accepteren dat er vaak een groeipad is. Wendbaarheid betekent soms ook dat je moet beginnen met een suboptimale aanpak en later doorgroeit naar hoe het echt moet. Zoals gezegd, banken moeten bijvoorbeeld veel data genereren over sustainability, ook in hun ketens. Dat vraagt nu nog om work-arounds en levert informatie op die close to the truth is. Die informatie wordt de komende jaren volwassen als structuren en systemen beter op orde zijn.”
Andringa: “Een enigszins vergelijkbaar effect zie ik bij de rapportages van verzekeraars. Vanuit IFRS 17 hebben we nu waardevolle nieuwe inzichten over het verdienvermogen. Theoretisch is dat heel mooi, maar de meeste verzekeraars sturen op informatie gerelateerd aan Solvency II."
"Je merkt dat analisten en andere stakeholders wel steeds meer vragen over IFRS-informatie stellen. Onder druk van buitenaf vindt er bij de betreffende verzekeraars dus een shift plaats van Solvency II naar de nieuwe inzichten. Dat heeft tijd nodig.”
Chalmers: “Het tempo rondom AI (artificial intelligence) ligt ongekend hoog. In de toepassing, maar ook wat betreft de druk waarmee wetgeving ontwikkeld moet worden. En zeker daar is het lastige dat we nog lang niet alles weten over hoe we AI beheerst moeten inzetten. Er zijn nog veel vragen en veel minder antwoorden vanuit een regelgevingsperspectief.”
Een deel van de financiële sector is internationaal georiënteerd. Levert dat nog extra uitdagingen op?
Chalmers: “Met name asset management is een heel internationale business, waar de interpretatie van nationale toezichthouders weleens wat verschilt per land. Dat is voor een wereldwijd opererende partij lastig, want dan is de enige optie vaak dat je de hoogste standaard aanhoudt voor alle landen.”
Van der Kroft: “In de EU zie ik dat er steeds meer wordt ingezet op wetten en minder op richtlijnen, zodat er ook minder interpretatiemogelijkheden per land ontstaan. Een mooie ontwikkeling, want zo krijg je in Europa meer dezelfde lijn.”
Elgersma: “De pensioensector is minder internationaal. Maar ik denk wel dat deze sector beter kan samenwerken richting de toezichthouder, bijvoorbeeld door meer af te stemmen over de interpretatie van wetgeving. Dan kun je meer gezamenlijk de dialoog met de toezichthouder voeren, met unanieme standpunten. Banken hebben laten zien dat dat vaak goed uitpakt.”
Dit artikel is eerder verschenen in Eye on Finance Magazine, een uitgifte van EY.