KPMG: Vijftig tinten groen verwarren obligatiebeleggers
Green Bonds ontwikkelen zich in rap tempo van bankzitter tot sterspeler in de obligatiemarkt. Dat is geweldig nieuws, want de financiële markten kunnen zo een flinke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de economie. De vraag is echter of de sterspeler ook daadwerkelijk op zijn (groene) prestaties wordt afgerekend. Investeerders én uitgevers van deze obligaties hebben een belangrijke taak om te voorkomen dat we een stap achteruit doen in plaats van vooruit.
Money moves everything. Jarenlang is verduurzaming een thema in de zijlijn geweest, gedreven door ‘believers’ die dit thema vanuit ‘je moet goed doen’ hebben gepropageerd. Helaas heeft dat nog niet tot grote verandering geleid. In ons kapitalistische systeem geldt dat zaken pas echt in beweging komen als er geld mee is gemoeid en dus financiële markten zich in de beweging mengen. In dat opzicht is het geweldig nieuws dat Green Bonds in opkomst zijn. Want als de financiële markten werkelijk gaan geloven in de (lange termijn) rendementen van investeringen in verduurzaming, dan kan dat precies het zetje zijn dat de wereld nodig heeft om de transitie naar een duurzame wereld in gang te zetten. Daarmee ontstaan opeens financiële prikkels voor gedragsverandering. We lijken dan ook op een breukvlak in de tijd te staan. Een paar jaar geleden leidde de markt voor dit type obligatie – bedoeld om projecten te financieren die specifiek zijn geoormerkt voor verduurzaming – een nogal kommervol bestaan. In 2013 werd echter een groeispurt ingezet die in 2014 werd doorgezet en leidde tot een verdubbelde markt van 40 miljard dollar. Voor 2015 zijn er projecties van 100 miljard dollar. Weliswaar is dat nog klein bier op de totale markt voor obligaties – een markt die ruim 700 keer groter is – maar de trend is duidelijk: Green Bonds ontwikkelen zich van bankzitter tot sterspeler en kunnen de sleutel zijn om de transitie de juiste kant op te laten kantelen.
Tot zover het grenzeloze optimisme over de green bond. Er liggen namelijk belangrijke uitdagingen en risico’s voor ons: voor uitgevers omdat ze kunnen worden beschuldigd van ‘green washing’, voor beleggers vanwege een soortgelijk reputatierisico en voor de maatschappij omdat mislukken van dit mechanisme ons een stap achteruit kan doen zetten in plaats van vooruit door het wegvallen van vertrouwen in het begrip ‘groene financiering’. En op dat punt van vertrouwen hebben bedrijven en financiële instellingen nog een belangrijke slag te winnen.
De winst zit in het aspect ‘groen’ van de obligaties – qua risico-rendement wijken de obligaties nauwelijks af van ‘gewone’ obligaties. Met het succes zwelt ook de kritiek aan over de 'groene' bestemming die bedrijven het opgehaalde geld geven.
De groei lijkt niet te zijn ingegeven door een grote hoeveelheid additionele groene projecten van bedrijven, maar vooral door de toevoeging van het label ‘groen’ aan projecten die anders via normale obligaties gefinancierd werden. Wie met die bril naar de markt kijkt kan inderdaad immer vraagtekens zetten bij bepaalde obligaties. Autofabrikant Toyota haalde met Green Bonds geld uit de markt om de leasing van de hybride Prius te financieren. Is dat een additionele activiteit, of is het simpelweg het voortgaan op de huidige weg? Met andere woorden: er zijn vele tinten groen in het aanbod van green bonds, variërend van fel groen tot groen wat haast niet te onderscheiden is van grijs. Het lijkt onvermijdelijk dat daar meer duidelijkheid nodig is.
Er zijn op dit moment twee leidende schema's, het Climate Bond Initiative en de Green Bond Principles. De eerste geeft inhoudelijke aanwijzingen over wat een green bond is voor verschillende type projecten. De tweede – die in omvang veel groter is – doet dat echter niet. De Green Bond Principles gaan niet over inhoud, maar over het proces en geven aanwijzingen over zaken als rapportage en governance. De Principles suggereren wel externe toetsing van het groene karakter van de obligaties, maar dit is vrijwillig en deze ‘second opinions’ worden niet afgegeven door partijen die boven elke twijfel zijn verheven.
Met de groei van het fenomeen Green Bond is het van essentieel belang dat de geloofwaardigheid prevaleert boven de groei van de markt, al is het alleen maar omdat geloofwaardigheid nodig is om deze markt daadwerkelijk aantrekkelijk te maken voor bredere groepen beleggers. Investeerders en bedrijven dienen daartoe de handen ineen te slaan en op twee fronten in actie te komen.
Allereerst is het zaak dat de Climate Bond Initiative en de Green Bond Principles samenwerken. De eerstgenoemde heeft een inhoudelijke focus en heeft additionaliteit (alleen projecten die daadwerkelijk toevoegen aan ‘what would have happened anyway’ worden als groen gezien) als een van de leidende principes. De tweede heeft een grote marktmacht als aanhang en definieert het proces rondom Green Bonds zorgvuldig. De beide schema's kunnen elkaar versterken om met zoveel mogelijk snelheid en zo min mogelijk verwarring de markt te leiden.
Ten tweede moeten zowel uitgevers als investeerders zichzelf de maat gaan nemen. Dat valt niet mee en het lijkt onvermijdelijk dat de wetenschap te hulp moet schieten voor afdoende geloofwaardigheid. Een ‘scientific council’ kan bepalen wat kwalificeert als groen en wat niet, zowel met algemene criteria (type projecten) als voor individuele gevallen.
Het is vanzelfsprekend ondoenlijk om alle soorten projecten in een standaard te vangen en de council zal dan ook een praktische benadering moeten kiezen zodat de markt kan groeien en tegelijkertijd de kwaliteit wordt bewaakt. Dat levert natuurlijk lastige vraagstukken op.
Zo komt de vraag op wie de samenstelling van de scientific council bepaalt. Nu de markt zo snel beweegt is het zaak om hier slagvaardig te handelen. Een groep beleggers en bedrijven moet in staat zijn om snel een geloofwaardige groep wetenschappers bij elkaar te brengen.
Verder is de vraag wat de visie van de scientific council precies omhelst. Het ligt daarbij voor de hand om de uitspraken bindend te laten zijn waar het gaat over de vraag of een te financieren groen project al dan niet additioneel.
Ten slotte is het de vraag of de optie van de scientific council realistisch is nu de markt zo sterk groeit en zo gevarieerd is. De eerste kalibratie zal waarschijnlijk veel tijd en moeite vergen. Tegelijkertijd zal er daarna al snel moresprudentie ontstaan en zal de markt al gauw normaliseren. Partijen die niet voldoen aan de ideeën van de council zullen niet de moeite hoeven nemen om het alsnog te proberen. En dan kan de markt het overnemen, omdat op een praktische wijze standaardisatie plaatsvindt.
Enige haast is geboden bij het ontwikkelen van een dergelijke scientific council want er staat veel op het spel. De populariteit van de Green Bonds kan echt een impuls geven aan de transitie naar een duurzame economie. Maar als deze markt de komende jaren een zeepbel blijkt te zijn, hebben we een unieke kans laten liggen. Een kans die zich waarschijnlijk geen tweede keer zal voordoen.
Een artikel van Wim Bartels & Lars Kurznack, beiden werkzaam als Sustainability adviseur bij KPMG Advisory.