Tom Loonen over de spagaat tussen wetgeving en vertrouwen
Vertrouwen. Iedereen die een beetje verstand heeft van economie weet dat het met afstand onze meest waardevolle valuta is. Binnen de financiële sector staat deze valuta vandaag de dag flink onder druk: met de financiële crisis is het vertrouwen in banken gekelderd, resulterend in talloze nieuwe wetten. Een deel daarvan dwingt banken op hun beurt weer om hun (potentiële) klanten te wantrouwen. Maar zijn al die nieuwe wetten wel de oplossing? “Dit is een duivels dilemma”, stelt Tom Loonen, directeur Private Banking bij InsingerGilissen en hoogleraar Effectiviteit van regelgeving bij beleggingsondernemingen aan de VU.
Het zijn twee rollen die nog weleens schuren – directeur bij een private bank en hoogleraar op het gebied van beleggingswetgeving – maar Tom Loonen (50) schuwt de stevige uitspraken duidelijk niet, ook niet wanneer de schoen InsingerGilissen zelf misschien ook past. Zoals in de conclusies die hij in 2006 trok in zijn proefschrift over de effectiviteit van de zorgplicht voor beleggingsadviseurs.
“Ik was – en ben nog steeds, tot op zekere hoogte – vooral erg kritisch op de toegevoegde waarde van de beleggingsadviseur”, zegt hij in gesprek met Jeroen Broekema, die Loonen te gast had in zijn Leaders in Finance-podcast. “Het was in die tijd nog erg erg sales-gedreven, vond ik. Daar ben ik zeer kritisch op geweest. Eén van mijn uitspraken bij mijn promotie was: ‘De enige manier om echt te verdienen aan beleggingsadvies is door het te geven.’ Dus dat is een behoorlijk prikkelende uitspraak.”
Hij sprak er destijds ook uitvoerig over met Theodor Kockelkoren, de toenmalige topman van de AFM. “Ik vond ook echt dat het klantenbelang beter moest. Ook wij als bank mochten daar overigens best in verbeteren. Daar loop ik niet van weg. Dat is in de loop der jaren dan ook verder gebeurd, denk ik.”
Daarbij speelde de financiële crisis natuurlijk een enorm belangrijke rol. Twee jaar nadat Loonen zijn proefschrift publiceerde zag heel de wereld wat de gevolgen kunnen zijn wanneer bankiers hun zorgplicht niet naleven. Sindsdien is er enorm veel gebeurd om te zorgen dat dit niet nog een keer kan gebeuren.
Loonen erkent dat het klantenbelang centraler is komen te staan, “maar wel tegen wil en dank”. En ook ten koste van een hoge prijs. “Want de hoeveelheid wet- en regelgeving is zo beklemmend geworden voor zowel de particuliere belegger als ook de professional, dat ik me afvraag of hier nog steeds het klantenbelang echt gediend wordt. Dat is waar ik erg kritisch op ben, op die toegevoegde waarde van wet- en regelgeving.”
Vertrouw in de wet
Daarmee komt Loonen tot de kern van wat gerust een filosofisch dilemma genoemd kan worden: zorgen wetten voor vertrouwen, of staan ze er juist haaks op? Enerzijds moeten wet- en regelgeving het vertrouwen herstellen – ze dienen immers als garantie dat het belang van de klant wordt gediend. Maar anderzijds geven ze juist blijk van wantrouwen – als er oprecht vertrouwen was, waren deze wetten natuurlijk niet nodig. Anders gezegd: erop vertrouwen dat iemand je niet belazert omdat dat verboden is, lijkt heel wat minder waardevol dan iemand vertrouwen omdat je gelooft dat hij het beste met je voorheeft.
“Politici die de teugels strak wilden aantrekken hebben vrij spel gekregen. Waarbij we dan denken dat de maakbaarheid van de financiële dienstverlening bestaat uit de mate van regeldichtheid.”
“Na de kredietcrisis is een politieke wind gaan waaien van wantrouwen naar de financiële sector, om deels begrijpelijke en deels wat minder begrijpelijke redenen”, aldus Loonen. “Politici die de teugels strak wilden aantrekken hebben vrij spel gekregen. Waarbij we dan denken dat de maakbaarheid van de financiële dienstverlening bestaat uit de mate van regeldichtheid: ‘Als we alles maar dichtregelen komt het wel goed met die beleggingsdienstverlening.’ Terwijl zoiets als vertrouwen daar een steeds minder grote rol in speelt, en ik denk dat dat ten onrechte is. Ik denk niet dat dat de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt.”
Het meer aantrekkelijke alternatief lijkt dan dat banken en andere beleggingsondernemingen zichzelf reguleren. Maar kunnen we er wel op vertrouwen dat ze dit daadwerkelijk zullen doen? “Dit is een duivels dilemma”, stelt Loonen. “Waarom is het een duivels dilemma? Omdat de banken zelf, als het gaat om zelfregulering, toch wel een aantal behoorlijk scheve schaatsen hebben gereden. Zolang banken niet bereid zijn om zelf de teugels te pakken en die tuchtiging van de markt naar zich toe te halen, zul je zien dat toezichthouders heel begrijpelijk vrij spel hebben.”
Daarmee wijst Loonen wel in de richting waar volgens hem de oplossing ligt: de financiële sector zal als geheel zijn verantwoordelijkheid moeten gaan nemen. “Dat is bijvoorbeeld ook de reden dat zo’n Tuchtrecht Banken in het leven is geroepen. Willen we echt stappen maken in vertrouwen waarbij de consument onderaan de streep echt vertrouwen heeft in die bankier, zal de sector zelf die tuchtiging moeten aanpakken.”
Wantrouw uw cliënten
De stortvloed aan nieuwe wetgeving richt zijn wantrouwen echter niet alleen op de banken zelf, maar indirect ook op hun klanten. Banken worden geacht hun potentiële klanten grondig door te lichten om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Ralph Hamers en sinds kort ook Gerrit Zalm kunnen meepraten over de consequenties die volgen wanneer de toezichthouder meent dat een bank daarin tekortschiet.
De steeds hogere eisen op dit gebied zijn volgens Loonen weinig bevorderlijk voor het vertrouwen tussen de bank en haar cliënten. “Er zijn natuurlijk klanten die – om heel begrijpelijke redenen – zeggen: ‘Maar luister eens, beste bankier, ik wil best mijn bedrag X bij jou komen bankieren, maar de openheid van zaken geef ik maar tot een zekere hoogte omdat mijn privacy daarbij in het gedrang komt.’ Dan zie je dat ook daar een gespannen situatie ontstaat. Wij willen graag die cliënt accepteren, de klant wil maar tot op zekere hoogte informatie geven en de toezichthouder dwingt ons om heel diep te gaan onderzoeken.”
“Ik zie dat veel mensen in de financiële sector aantoonbaar bezig zijn om de zaak te verbeteren. En dat heeft tijd nodig.”
Wat vaak de beste oplossing blijkt om iemands vertrouwen te winnen, is misschien wel het oudste en meest beproefde recept voor oprecht vertrouwen: persoonlijk contact.
“Je ziet in een aantal gevallen dat ik persoonlijk contact opneem met die cliënt of potentiële cliënt om toelichting te geven”, legt Loonen uit. “Mensen zijn best begripvol en in een enkel geval kan dat ertoe leiden dat we toch geen zaken gaan doen met elkaar. Dus ja, klanten realiseren zich dat het spel anders gespeeld wordt, dat er steeds meer informatie op tafel moet komen, en dat heeft ook weer te maken met wantrouwen. Tot op zekere hoogte heeft de sector dat ook wel aan zichzelf te danken, hoor.”
Vertrouwen winnen
Vertrouwen staat niet alleen centraal in Loonens inhoudelijke expertise, maar ook in de manier waarop zijn medewerkers en studenten aanstuurt. “Ik heb van nature een behoorlijke neiging om te controleren. Dat is geen positieve kant van mij. Daar staat tegenover dat als je eenmaal mijn vertrouwen gewonnen hebt, je heel ver bij mij kunt gaan. Dus ik geef uiteindelijk vertrouwen, veel vertrouwen, denk ik. Dat is misschien het allerbelangrijkste, ik ben daarbij ook niet iemand die niet mijn mensen ‘in de wind zal duwen’. Ik zal voor ze gaan staan.”
Dit soort vertrouwen – niet het via wetten opgelegde vertrouwen, maar het soort vertrouwen dat je zelf verdient – ziet Loonen ook als een van de belangrijkste assets van private banks als InsingerGilissen. Zeker in een sector waarin, mede onder de invloed van technologie, oude verdienmodellen steeds meer onder druk staan.
“Ik werk nu 30 jaar in deze sector en ik heb me natuurlijk regelmatig afgevraagd: ‘Hoe lang bestaat de private bank nog?’ Iedere keer opnieuw merk je dat al 20-30-40 jaar contact met de familie er echt voor zorgt dat er een binding is met die cliënt, en die is zo ongelooflijk sterk dat ik denk dat dat wel één van de pilaren zal zijn en blijven van de private bank.”
Waar Loonen zeker niet wegblijft van stevige kritiek op de financiële sector, geeft hij tot slot aan dat er binnen de branche wel degelijk mensen rondlopen die hem het vertrouwen geven dat verbetering aanstaande is.
“Ik zie dat veel mensen aantoonbaar bezig zijn om de zaak te verbeteren. En dat heeft tijd nodig. Misschien hebben we die tijd niet altijd of gunnen we onszelf die tijd niet, maar ik zie daar verbeteringen in. Veel mensen die dat met hart en ziel doen, dag in dag uit. Ik denk dat die ook weleens – en dat geef ik bij deze – een compliment verdienen. Want het is niet heel erg bon ton om dat te doen vanuit de gemeenschap. Maar de intenties bij die mensen zijn heel erg goed.”